teeltervaringen

Pinda's uit eigen tuin

De pinda (Arachis hypogaea) is een grondnoot, die oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komt. Dit betekent dat het gewas normaal gesproken niet gewoon in ons klimaat op de koude grond gekweekt kan worden. Toch heeft het kweken van pinda's een aantal leuke aspecten. Het levert een sierlijke plant op en mits er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan ook een behoorlijke hoeveelheid smakelijke pinda's. Ik dacht dat het verkrijgen van ongebrande pinda's niet zo makkelijk gewas. In de eerste jaren bestelde ik ze via het internet bij een aantal zaadleveranciers, gespecialiseerd in bijzondere zaden. Voor 10 pinda's betaal je al gauw € 4,50. Tot ik ontdekte dat de pinda netjes, die je 's winters voor de vogels ophangt, ook ongebrande pinda's bevatten. De kiemtest met zowel de gepelde- als de doppinda's waren zeer succesvol. Waarschijnlijk gebruiken de leveranciers dezelfde pinda's uit een netje (een goed verdienmodel toch). Sindsdien gebruik ik deze doppinda's. Wanneer je de pinda's er uit haal, let er dan op dat de dop intact is. Als hij open of beschadigd is en de pinda iets is uitgedroogd, beïnvloedt dat de kiemkracht.

Het beste is om de pinda in aparte potjes met een goede zaai en stekgrond voor te kweken. Dit is misschien wel de meest kritische stap in het hele proces. Zorg ervoor dat de grond beslist niet te vochtig is. Extra water geven hoeft eigenlijk niet tenzij de potgrond erg droog is. Per potje wordt 1 pinda in de grond gestopt in liggende positie. Verpak het potje nu in een plastic zak en zet het weg op een plek bij een temperatuur van ongeveer 25 graden. Ik gebruik hiervoor een kweekmat, die een constante juiste temperatuur afgeeft. Niet alle pinda's zullen opkomen en ook zullen er enkele toch beschimmelen. Na ongeveer tien dagen verschijnt er een kiem boven de grond. Het plastic zakje wordt nu weggenomen. De pinda krijgt nu mondjesmaat lauw water om verder te kunnen ontwikkelen.

Hoe snel de plant groeit is afhankelijk van de temperatuur en de hoeveelheid licht. Als alle condities goed zijn, is de plant een snelle groeier. Het zomaar uitplanten in de tuin leidt zelden tot succes, tenzij u een hele zonnige plek in de tuin heeft en we een mooie zomer hebben. In een kas of in een ruime pot op een zonnige plek op het terras, zal de plant echter wel goed gedijen. De plant mag niet eerder naar buiten dan half mei. Aan de grond worden geen bijzondere eisen gesteld. De pindaplant is een vlinderbloemige en bindt zelf stikstof. Geef dus geen meststof waar stikstof in zit. De plant groeit geweldig met veel stikstof, maar er zullen geen of heel weinig bloemen verschijnen.

De pindaplant vormt de noten in de grond. Dit is niet een proces zoals bij aardappelen, die knollen aan de wortels vormen.  Nadat een (bestoven) bloem een stengel vormt, groeit er een kleine peul. Deze wordt langer  en boort zich in de grond. In de grond vormen zich dan de pinda's. Bestuiving is essentieel. In de kas waar doorgaans geen of weinig insecten zijn, zal er dan ook geen bevruchting plaatsvinden en moet dit zelf ter hand worden genomen met een penseeltje. Buiten op de patio, wordt dit werk door de insecten gedaan. Het zal u nu ook duidelijk zijn waarom de plant in een ruime pot moet staan. Rondom de plant moet er voldoende vrije grond zijn om de stengels is de grond te laten komen. De plant hierboven moet dan ook voorzichtig in een ruimere pot worden overgezet. Aan het eind van het seizoen kan men de pinda's oogsten. Een gezonde plant kan wel 40 pinda's opleveren. Hang de plant te drogen op een beschutte goed geventileerde plek. Nadat de pinda's zijn gedroogd kunnen ze worden geroosterd in de oven 20 min. 180 graden Celsius of in de airfryer. Vergeet niet wat pinda's achter te houden voor de kweek in het volgende jaar.

Compost maken

Een composthoop is een ingewikkeld biologisch systeem. Pas als aan alle voorwaarden is voldaan, zal de composthoop materiaal leveren dat goed is voor de (biologische) tuin. Slechte compost is ook slecht voor de tuin en de gewassen die daar op groeien. Om een goede composthoop te maken, zijn een paar regels van belang.
Al het plantaardig materiaal kan gecomposteerd worden. Dat betekent niet dat we alles ook op de composthoop kunnen gooien. Plantenresten waarvan bekend is dat zij schadelijke organismen kunnen bevatten, moeten niet op de composthoop worden gebruikt. dit zijn bv resten van tomaten, aardappelen en aubergines. Deze mogen nooit op de composthoop worden gegooid. De schimmel phytophora, die hier op kan voorkomen, kan heel lang overleven en als je compost van van deze planten gebruikt, kunnen de sporen de planten van het zelfde ras besmetten en snel tot een zieke plant leiden.
Ook schillen van citrus vruchten kunnen beter niet op de composthoop worden gebruikt. Ze verteren heel langzaam en een overmaat kan tot een te zuur milieu leiden,, waardoor de compostering niet optimaal verloopt.
Belangrijk is ook dat het materiaal klein genoeg is gemaakt, om een snelle compostering mogelijk te maken. Verhoute plantendelen composteren heel traag, tenzij ze heel erg verkleind zijn. Dit geldt zeker voor stammen van koolgewassen. Deze moeten zorgvuldig worden verkleind om goed te kunnen composteren. stukjes van 5 cm composteren goed , maar met grotere delen wordt het proces ernstig vertraagd. Boomtakken mogen nooit op de composthoop, tenzij ze worden gebruikt als onderlaag om de beluchting te verbeteren.
Een goede composthoop produceert hitte, soms bereikt de kerntemperatuur wel 60 graden. Dit is ideaal, omdat bij deze temperatuur eventuele (onkruid)zaden worden gedood. ontwikkeling van warmte kan alleen maar plaatsvinden als er voldoende stikstof aanwezig is.

 

Een ideale compost hoop ziet er zo uit.

De lagen opgebouwd van onder naar boven:


Onderste laag

Grof materiaal om voldoende zuurstof toe te voeren, bijvoorbeeld stro of kleine twijgjes


Tweede laag

Een laag fijn plantaardig materiaal. Het liefst van zoveel mogelijk verschillenden soorten plantenresten


Derde laag

Een laag grond, of beter nog, reeds verteerde compost


Vierde laag plantaardig materiaal


Vijfde laag

Grond of compost

 

Zesde laag

Een stikstofgift in de vorm van stalmest of mestkorrel

 

Zevende laag

Weer een laag plantaardig materiaal

 

Achtste laag

Een kalkgift in de vorm van natuurlijke kalk of mearl


De volgende lagen zijn een herhaling van het voorafgaande met uitzondering van het grove materiaal.


Een keer per maand worden de lagen gekeerd.


Het is het beste om drie composthopen te hebben in verschillende stadia van ontwikkeling. Ieder jaar schuift een hoop op, waarbij de hoop van het derde jaar gebruikt wordt op de tuin. Een hoop van het derde jaar kan het beste worden afgedekt op te voorkomen dat regen de meststoffen uitspoelt.
Compost is een BODEMVERBETERAAR. Compost is GEEN MESTSTOF. Het stikstofgehalte van compost is relatief laag, tenzij het gecomposteerde paarden- of koeienmest bevat. Afhankelijk van het te telen gewas, moet er dus ook worden bemest.

 

Winterbloemkool en weeuwenteelt


Bloemkool is een heerlijk gewas. Er zijn verschillende manieren en tijdstippen om bloemkool te kweken. Vanaf maart kan je in de tuincentra al plantjes kopen, maar veel beter (en leuker) is het om ze zelf te zaaien. Van de plantjes die je koopt, ken je het ras niet en er zijn talloze variëteiten. In de afgelopen decennia, zijn er ook rassen gekweekt, die een zekere resistentie bezitten tegen knolvoet en andere ziekten. Het zaad hiervan is duurder maar de kans dat je mooie bloemkolen kan oogsten wordt wel aanmerkelijk vergroot. Het voorkweken van bloemkool is vrij gemakkelijk en het zaad heeft ook niet heel veel warmte nodig om te ontkiemen. In februari in de koude kas kan al goed gekweekt worden. Dit zijn dan de echte zomerbloemkolen, die aan het eind van de zomer bloemkolen opleveren. De zomerteelt is voor bloemkool wel de moeilijkste manier. Bloemkool stelt hoge eisen aan de grond. Een extra gift van bloed en beendermeel is essentieel om een geslaagde oogst te krijgen. Het stilstaan van de groei is funest. Bij een periode van droogte moeten de planten dagelijks extra water krijgen. Gebeurt dit niet dan wordt er geen mooie kool gevormd en heeft de plant een sterke neiging tot doorschieten. Los hiervan zijn er nog andere problemen met de zomerteelt. Bloemkool is een gewilde plant voor rupsen en slakken. De laatste kan je goed zien op de kool of bladeren, maar rupsen vreten al snel een gang in de bloemkool , waardoor ze moeilijk te verwijderen zijn. Een aangevreten bloemkool ziet er vies uit. Soms gaat de kool ook rotten op de plekken die zijn aangetast. Het kweken van winterbloemkool is een veel gemakkelijkere manier om in april mooie kolen te kunnen oogsten. Rupsen vormen dan geen probleem en hoewel de slakken in het dichte bladergestel van een ontwikkelde plant graag een plekje zoeken om te overwinteren, zijn ze goed zichtbaar en te verwijderen. De winterbloemkool wordt in juni gezaaid in kweekbakjes buiten of in een kas. Nadat zich na de kiembladeren nieuwe bladeren hebben gevormd worden de plantjes verspeend in grotere potten. Als zich mooie planten hebben gevormd worden zij in augustus/september buiten uitgeplant. Hou een afstand aan van 70 cm, want de planten worden voor het invallen van de winter al behoorlijk fors. In de winter gaan de planten in rust. Vergeet de planten niet af te dekken met een net, want bij gebrek aan ander groenvoer, zijn ze een gewilde voedselbron voor vogels, met name duiven. Als het voorjaar aanbreekt, beginnen de planten zich snel te ontwikkelen. Dan is ook het tijdstip aangebroken om de planten zorgvuldig na te kijken op slakken. Slakken vreten naast de bladeren ook de kolen aan. Hierdoor krijgt de kool bruine plekjes, wat niet uitmaakt voor de smaak, maar wel voor het gezicht. Vanaf half april, bij mij was dit 18 april zijn er prachtige kolen te oogsten. Op deze manier heb je al heel vroeg in het seizoen een smakelijke groente van eigen tuin.

 

Bonen

Er bestaat een grote verscheidenheid aan soorten. De keuze hangt af van een persoonlijke voorkeur. Houdt u van een lange slanke boon, die nog knapperig gegeten wordt, of een wat vlezigere soort (sperzie)boon. De teelt van alle soorten is identiek. Er zijn een aantal manieren om bonen te telen. In lange rijen waar de bonen ongeveer 7 cm van elkaar worden gelegd of in in zogenaamde "stoeltjes" waar 3 a 4 bonen bij elkaar worden gelegd. De tussenruimte tussen de stoeltjes is dan ongeveer 25 cm. De afstand tussen de rijen voor beide is ongeveer 40 cm. Bonen ontkiemen bij goede omstandigheden. Als het te nat en te koud is dan zullen de bonen gaan rotten in plaats van te ontkiemen. Een boerengezegde luidt "Bonen mogen de mei niet zien" Dat betekent dat pas in de laatste week van mei in de koude grond mag worden begonnen. Een alternatief is de boontjes voor te kweken. Handig zijn de plastic trays waar in het tuincentrum de potjes staan. De trays worden gevuld met een goede potgrond en hierin worden per gat 3 a 4 boontjes boontjes gelegd, ongeveer 1 cm diep. Deze methode leent zich alleen maar als we de stoeltjeskweek willen gaan toepassen. De grond wordt goed los gehouden, niet te nat gemaakt en het beste met vliesdoek afgedekt. Als het weer omslaat en er nog koude nachten en dagen zijn, dan verdient het aanbeveling om ze tijdelijk binnenshuis te zetten. Afhankelijk van de temperatuur verschijnen al snel de eerste gekiemde boontjes boven de grond. Zorg er voor dat zich een goede wortelkluit heeft gevormd voordat de plantjes uit de trays worden gehaald.

 

Deze methode leent zich ook uitstekend als de bonen een tweede teelt zijn, bijvoorbeeld na het oogsten van de (vroege) nieuwe aardappels. Meteen na het rooien van de aardappels en het effenen van het bed kunnen de gegroeide bonenkluiten er in.

Naast het rotten door te natte grond of te lage temperatuur kunnen slakken ook de kiemplanten binnen korte tijd verwoesten. Bij het onderwerp "plagen" werd al stilgestaan bij methodes om dit te beperken.

De grond en met name de hoeveelheid stikstof in de grond is ook een belangrijke factor om een rijke oogst te krijgen. Als er te veel is gemest, dan gaat het niet goed. Bonen zijn vlinderbloemigen en binden stikstof uit de lucht, wat opgeslagen wordt als stikstof bolletjes bij de wortels. Bonen groeien wel op rijk bemeste grond, maar de plant zal heel veel blad vormen en slechts weinig peulen. Dit is ook de reden waarom een tweede teelt vaak erg succesvol is. Als bijvoorbeeld aardappels de voorgangers van de bonen zijn geweest, is al veel van de stikstof uit de grond verdwenen en blijft er een uitstekend grondsamenstelling over om het gewas goed te laten gedijen.

Bonen worden geoogst als de peulen zich goed hebben gevormd. De grootte wordt bepaald door het ras. Meestal wordt eenmaal per drie dagen geoogst. Zorg ervoor dat de planten zo min mogelijk beschadigen bij het plukken en bloempjes en kleine boontjes er niet afvallen. het plukken gebeurt met twee handen waarbij het steeltje van boon die geplukt wordt, wordt vastgehouden. Dit voorkomt dat de wortelkluit losgetrokken wordt uit de grond.

Een aantal soorten kunnen uitstekend worden ingevroren. Het blancheren moet kort zijn. Het beste is om de bonen in kokend water te gooien, wachten tot er weer kookbelletjes aan het oppervlak verschijnen, dan de warmtebron dicht te draaien en de bonen nog 4 minuten te laten staan. Snel afkoelen onder stromend water en daarna meteen invriezen zorgt voor een heerlijke boon, die nog knapperig is na het bereiden, De lange smalle Chinese boontjes en het type "haricot vert" lenen zich niet erg goed om in te vriezen.

Wanneer de grond niet nodig is voor een laat gewas, dan kan men de struiken het beste laten afsterven op hun plek en onder spitten. Hierdoor wordt maximaal stikstof aan de grond toegevoegd. Ook hebben bonen vaak een tweede bloei en kan tot laat in het seizoen geoogst worden.

Tomaten

Het kweken van tomaten is niet moeilijk, maar dat wil niet zeggen dat ieder jaar een grote opbrengst verwacht kan worden. Veel hangt af van de weersgesteldheid gedurende de zomer. Is het een hele vochtige zomer met veel regen, dan zal vaak de oogst mislukken doordat schimmels de plant binnendringen en de plant ziek maken. Binnen een paar weken kunnen planten die helemaal volhangen met prachtige groene tomaten veranderen in een bruine rottende puinhoop. De grote boosdoener is vrijwel altijd de schimmel phytophora infestans. Schimmelsporen kunnen in de grond overleven en met opspattend regenwater op het gewas terechtkomen. Als de plant daarna nog lang nat blijft, door aanhoudende regenval of een hoge relatieve vochtigheid dan begint de aantasting. In een vroeg stadium kunnen aangetaste bladeren worden afgesneden, maar het belangrijkste is het weer. Als het warm wordt neemt de groei van phytophora af, blijft het koud en nat dan gaat de infectie door. Na de bladeren en stengels zullen ook de vruchten worden aangetast. Afgesneden bladeren of stengels mogen nooit op de composthoop!

Besmette planten kunnen weer andere planten besmetten, zodat bij een slechte zomer de hele oogst kan mislukken. Er zijn rassen die extreem gevoelig zijn voor phytophora en rassen die een een bepaalde mate van resistentie hebben. Van de tomatensoorten is de kleine kerstomaat het minst gevoelig. Inmiddels is er ook zaad op de markt voor grotere rassen, die een zekere resistentie hebben, maar geheel resitent zijn deze ondanks de claim van de fabrikant niet. F1 hybriden zijn gewassen waarmee een hoge productie bereikt kan worden en die ook een verhoogde weerstand hebben tegen schimmelinfecties.

Er zijn maatregelen waarmee je phytophora zo min mogelijk kans geeft om de gewassen aan te tasten. Voor grote rassen zoals vleestomaten en grote tros tomaten zal het kweken onder een overkapping veel problemen voorkomen. heb je geen kasje ter beschikking dan zijn de volgende maatregelen belangrijk.

  1. Zorg er voor dat het teeltplan rekening houdt met gewaswisseling. Plant tomaten nooit op dezelfde plaats, maar houdt evenals bij aardappelen minimaal een cyclus van 4 jaar aan
  2. Plant de tomaten op een plek waar de meeste zonuren zijn.
  3. Houdt minimaal een afstand van 65 cm aan tussen de gewassen.
  4. Houdt de grond rondom de plant vrij van onkruid
  5. Verwijder de onderste bladeren zodat de wind goed tussen de planten door kan waaien. Hierdoor droogt de grond sneller en bereikt opspattend water minder snel de bladeren.
  6. Verwijder aangetaste delen meteen na het ontstaan van de eerste bruine plekken.

 

Daarnaast zijn er nog andere zaken van belang om een rijke oogst te bewerkstelligen. Tomatenplanten zullen in de oksel weer nieuwe stengels laten groeien. Laat je deze stengels zitten, dan zal de plant een hele grote omvang aannemen. Helaas kan de energie die gebruikt wordt om veel bladeren te maken, niet benut worden voor vruchtzetting. Er zullen slechts weinig tomaten worden gevormd en die er zijn, zijn klein van formaat. Om dit te voorkomen worden tomaten gediefd.

Alle scheuten die in de oksels worden gevormd worden verwijderd. Controleer dit frequent want de plant blijft continu deze zogenaamde dieven vormen. Verwijder ze bij voorkeur op een droge warme dag zodat de wond snel uitdroogt. Als er zich voldoende vruchttrossen hebben gevormd wordt de plant getopt. Vruchttrossen die laat in het jaar worden gevormd zullen zelden goed afrijpen. Op de koude grond zijn vier of vijf vruchtlagen wel het maximum. De plant moet regelmatig worden bemest. Ik doe dit het begin van het seizoen met een ruime gift organische mest en daarna wekelijks 1:10 verdunde wormenpercolaat. Aan het eind van het seizoen zullen de planten afsterven en vruchten niet meer rijp worden. Ook krijgt de phytophora weer een kans. Verwijder alle plantendelen en gevallen tomaten en gooi ze thuis in de kliko en niet op de composthoop. Laat nooit planten en tomaten liggen. De schimmelsporen zullen in de grond overwinteren en het volgend jaar uw oogst of die bij de buren verpesten.

 

Het enten van tomaten

Ons klimaat is eigenlijk net iets te koud om elk jaar succesvol tomaten te kweken en een hoge opbrengst te krijgen. Veel van de tomatenrassen, die als zaad verkrijgbaar zijn, hebben uitstekende vrucht eigenschappen qua kleur, vorm en smaak. Op de koude grond laat echter vaak de opbrengst te wensen over. En dat is heel jammer, want iemand die eenmaal een zelfgekweekte (biologische) tomaat heeft geproefd, zal de supermarkttomaat hier graag voor laten liggen. Om toch een grotere opbrengst te krijgen en tomatenplanten te hebben, die niet zo snel ten prooi vallen aan ziekten in ons klimaat, kunnen cultivars worden geënt op onderstammen. Onderstammen zijn tomatenrassen, die geen bijzondere vruchten opleveren, maar wel een heel groot wortelgestel aanmaken en bovendien een betere resistentie hebben t.o.v. verschillende tomatenziekten. Het uitgebreide wortelgestel zorgt er voor dat er een grote stroom voedingsstoffen naar de plant wordt getransporteerd. Dit jaar ben ik begonnen een aantal tomatenrassen op onderstammen te enten. Het principe is niet zo moeilijk. Benodigd zijn:

Tomaten onderstammen zaad (te koop bij de gespecialiseerde tuinshop zoals van der Wal 

Een selectie tomatenzaden, die je dit jaar wilt kweken

Entclipjes 1.5 mm 

Een scherp nieuw stanleymesje

potjes en goede potgrond

 

Werkwijze:

Alle zaden werden in plastic bakjes voorgezaaid en in de kas opgekweekt. Dit gebeurde al vroeg in het voorjaar eind februari. De kas werd bij koude nachten enigszins bijverwarmd. Het vroeg zaaien heeft het voordeel dat er geënt kan worden op een tijdstip dat het nog niet zo warm is. Ook moet er rekening mee worden gehouden dat door het entproces de groei van de plant een poosje stil staat.

Nadat de zaailingen waren opgekomen en groot genoeg om te verspenen, werden ze individueel opgepot in plastic potjes van 10 cm diameter. Kleiner kan eventueel ook. Je moet er rekening mee houden dat de potjes straks passen in een hobbykastje, waarin de luchtvochtigheid geregeld kan worden.

Het is belangrijk dat de stengel van de onderstam als die van de ent dezelfde diameter heeft. Deze moet ongeveer 2mm bedragen. Door te spelen met de temperatuur kan er voor worden gezorgd dat dezelfde dikte wordt bereikt. Ontwikkelt de ene plant zich sneller dan de andere dan kan de snelle groeier bv een poosje kouder worden gezet.

Voordat met de enting wordt begonnen, wordt op de bodem van een kweekkastje een laag scherp zand aangebracht wat met water heel goed vochtig wordt gemaakt. De bedoeling is om een relatieve vochtigheid in de kas te krijgen van 100%

Als de planten de juiste diameter hebben wordt met een stanleymesje dat een paar seconden in kokend water is gedesinfecteerd, een scherpe snede gemaakt onder een hoek van 45 graden. Hierna wordt de entclip voorzichtig tot halverwege de afgesneden onderstam gezet. Met eenzelfde snede onder een hoek van 45 graden wordt nu de groeikop van de te enten plant afgesneden. Voorzichtig met de snijvlakken tegen elkaar wordt de ent op de onderstam geschoven. De kiembladen worden verwijderd omdat deze veel water verdampen en geen verdere functie meer hebben. Eventueel kan de plant wat steun gegeven worden met een sateprikker. Als de enting heeft plaatsgevonden moet de plant meteen in de hobbykas om uitdroging te voorkomen. Het beste is om de geente planten bij een lagere temperatuur te zetten. 12-15 graden is ideaal. De hobbykas moet ook worden afgeschermd tegen zonlicht. Zonlicht in de kas, als is het maar een uurtje, zal de hele enting laten mislukken.

Iedere dag worden de planten gecontroleerd. De eerste paar dagen moet de vochtigheid echt 100% zijn. Vernevelen van water (niet direct op de ent) is goed voor het proces. Na 5 dagen wordt de kas een aantal malen per dag "gelucht" Hierdoor wennen de planten geleidelijk aan een lagere vochtigheid. Planten die slap (gaan) hangen zullen het niet redden. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Een slecht aansluiting van de snijvlakken of een infectie van de entplek zijn de voornaamste. Na een week kunnen de planten wat warmer worden gezet, maar ook nu nog beschermen tegen al te veel zonlicht. Als de enting is geslaagd zul je de planten zich snel zien ontwikkelen. Ten opzicht van de on geënte planten is er nog steed een behoorlijke groeiachterstand, door het entproces, maar dat wordt snel ingehaald.

Van de door mij geente planten heeft ongeveer 70% het tot een goedgroeiende plant gebracht. De overigen stierven af of groeiden slecht.

Bij mijn enting werden de volgende tomaten rassen geent:

Beefmaster F1 (vleestomaat)

Pyros F1 (middelgrote consumptie (tros) tomaat)

Cherrytomaat

Als onderstam werd gebruikt spirit F1

Op onderstaande foto zijn de 3 geënte rassen in grote potten geplaatst voor kweek in de kas. Ook zal met een aantal op de koude grond worden gekweekt

Walcherse kogelboon (Verslag Khalid Bouma)


Dit jaar heb ik voor het eerst sinds jaren weer eens Zeeuwse kogelbonen geteeld. Ik vind het leuk om elk jaar eens wat nieuws te proberen, zo was ik ooit eens op dit kleine, ronde boontje gestuit. De resultaten waren toen heel erg goed, qua opbrengst, maar vooral ook qua smaak. Deze boon heeft een mooie, zachte structuur van binnen, maar blijft wel heel tijdens het koken. Waar deze peulvrucht in de negentiende eeuw op grote schaal werd geteeld en geëxporteerd, is het nu echter een zeldzaam boontje geworden. Uit een krantenartikel uit 2009: “Het probleem is dat er op Walcheren maar enkele boeren zijn die kogelboontjes verbouwen. ’Ik begin d’r nie an, ’t brieng nie genoeg op éé!’, zo deelde de landbouwer mee, waar we altijd onze Frieslanders kopen. Gewone bruine bonen zijn namelijk een stuk groter dan de kleine kogelboontjes en leggen dus meer gewicht in de schaal, maar wij noemen dat ‘papbonen’, die de vergelijking tot de stevige kogelboontjes met hun verfijnde smaak op geen enkele manier kunnen doorstaan!” 
Stom, dat ik niet wat bonen bewaard had voor het volgende seizoen. Lange tijd kwam ik de kogelboon namelijk niet meer tegen op de zadenbestellijsten. Het bestand aan zaden is groeiende, maar toch nog heel beperkt. Toen ik de kogelboon afgelopen winter opeens ontwaarde op de zadenlijst van Van der Wal, heb ik meteen een bestelling gedaan.


Het eerste wat opvalt aan deze boon is het uiterlijk. Het is een eivormige boon, dus niet helemaal kogelrond en kookt ook niet stuk, zoals de langwerpige bruine boon.

De bruine kogelboon komt van oorsprong uit Walcheren, en doet het volgens de zadenleverancier goed op kleigrond. Dat kan ik inmiddels beamen, want de oogst is weer gul te noemen. Het is een stamdroogboon die geen steun nodig te heeft. Zoals de meeste bonen te zaaien vanaf mei tot en met juni. Verder heb je er eigenlijk geen omkijken naar. Ik heb mij altijd strikt aan de zaai-instructies gehouden, die voorschrijven dat je de bonen niet in rijen, maar in clusters van 5 tot 10 zaden moet zaaien. De verschillende planten hebben, dan steun aan elkaar als ze opgroeien. De struiken worden ongeveer 50cm hoog, en houden zichzelf vrij goed overeind. Je kunt ze ook heel goed tussen rijen van trager groeiende, of hogere gewassen zetten, zoals mais bijvoorbeeld.
Uit een ander krantenartikel: “In 2013 dreigde een ramp voor de liefhebber van een Walcherse delicatesse. Geen enkele groentewinkel had kogelboontjes in de aanbieding. De oorzaak was een mislukte oogst van deze exquise bruine bonensoort. Er scheen slechts één boer te zijn (Westerbeke, hiervoor) die nog met succes een voorraadje had geoogst, maar deze boontjes werden bestemd tot zaaigoed. Een goed besluit, want dit jaar zijn de kogelbonen weer verkrijgbaar. Niet bij grootgrutters, maar op enkele gespecialiseerde adressen, zoals de Groentehal in Middelburg. Nu zijn er weer gelukkig voldoende Walcherse kogelboontjes voorradig.”