Kweekverslagen en andere informatie
In het verleden heb ik een aantal kweekverslagen gepubliceerd in het clubblad van de SEC. Ook over andere onderwerpen heb ik artikelen geschreven. Deze zijn op deze pagina bijeengebracht.
Europese vogels kweken Deel 1
Tekst: John van der Jagt Foto's: Piet Onderdelinden
De tijd dat het in Nederland illegaal was om bepaalde Europese vogelsoorten in gevangenschap te houden ligt gelukkig al weer een hele poos achter ons. Inmiddels heeft een groot aantal kwekers zich er op toegelegd. De huidige importstop naar de EU voor een groot aantal exotische soorten heeft er mede voor gezorgd dat de belangstelling verder is toegenomen. Hoewel er een grote groep van deze relatief nieuwe kwekers heel succesvol is, blijkt het toch niet altijd even gemakkelijk om de overstap naar de Europese vogels te maken. Dit heeft er ook toe geleid dat er een aantal hardnekkige vooroordelen zijn ontstaan; “Europese vogels zijn overmatig ziektegevoelig en moeten in een bijna steriele omgeving worden gehouden“ is zo’n vooroordeel. “Alle kwekers gebruiken preventief medicijnen en als je zo’n vogel koopt vraag je om moeilijkheden” is een andere. In de praktijk blijkt dit echter mee te vallen en zijn er heel veel kwekers die sinds jaar en dag fantastische resultaten bereiken zonder medicatie en onder normale huisvestingsomstandigheden. In een reeks artikelen zal de Speciaalclub Europese Cultuurvogels potentiële liefhebbers op weg helpen om op een verantwoorde manier met deze soorten aan de slag te gaan. Wij hopen dat deze artikelen er toe zullen bijdragen dat meer vogelliefhebbers de weg naar de Europese cultuurvogel zullen weten te vinden. Uiteraard is een groot aantal van de algemene onderwerpen die in deze artikelen besproken worden, ook van belang voor andere vogelsoorten. In dit artikel blikken we terug op de geschiedenis van de Europese vogel als kooivogel en laten we de aanschaf en huisvesting de revue passeren.
Een beetje geschiedenis
Tot ver in de jaren negentig was alles wat betrekking had op het houden van Europese vogelsoorten geregeld in de Vogelwet 1936. Deze wet werd op 31 december 1936 ingesteld en verving de Vogelwet 1912. In Artikel 9 van de Vogelwet 1936 worden zeven vogels voor de kooi benoemd. Dit zijn de zwarte lijster (merel), de vink, de putter, de sijs, de kneu, de groenling en de geelgors. Ook de kauw werd als kooivogel aangewezen, maar deze is in 1954 onder de jachtwet gebracht. Deze soorten mochten wel ongeringd gehouden worden, maar het was verboden ze te verkopen of te vervoeren. Ook in deze begintijd hadden al heel veel vogelliefhebbers Europese vogels in de volières die niet op deze lijst stonden. Er was een continu kat en muis spel met de gezagsdragers en er was een groot geheim netwerk van vogelhouders, die elkaar vertrouwden en elkaar hielpen o.a. door het ruilen van nakweek. In die tijd waren lang niet alle vogels die werden gehouden afkomstig uit “de grote volière”. Er waren al talloze kwekers uiterst serieus bezig met het domesticeren van Europese vogels en er werden mooie kweekresultaten bereikt met o.a. de groenling, sijs, putter en de goudvink. Door het strenge repressieve beleid van de overheid in die jaren, werd de wildzang en wildvang met een Robin Hood-achtig imago omgeven. Hierdoor heeft de overheid zonder dit te beseffen er toe bijgedragen dat de opmars van de Europese vogel als kooivogel niet meer was te stuiten. Vanaf 1976 werd het mogelijk om voor de Europese kooivogels de zogenaamde K-ringen aan te vragen. Voor vogels die met deze K-ringen geringd werden, kon via de NBvV bij het ministerie van C.R.M de zogenaamde Vogelvergunning D aangevraagd worden. De afgegeven en gewaarmerkte Vogelvergunning D golden uitsluitend voor het vervoer van en naar tentoonstellingen. Tijdens de TT moest de organisatie deze vervoersvergunningen in beheer houden. De vergunningen konden alleen aangevraagd worden voor deze zeven kooivogels. Het Vogelbesluit 1994 breidt dit aantal uit tot dertien soorten. Ook barmsijzen, goudvinken, huis- en ringmussen, spreeuwen en de zanglijsters mogen van af dit moment legaal gehouden worden. Het is dan niet meer toegestaan ongeringde kooivogels te houden. Voor de nog ongeringde kooivogels kan de houder eenmalig de zogenaamde breekring aanvragen. In 1997 vond er de lang naar uitgekeken wijziging plaats en konden alle Europese vogels onder een streng registratieregime worden gehouden. In principe is het vanaf dat moment toegestaan alle in Europa voorkomende vogels, mits deze in gevangenschap gekweekt zijn en met een erkende voetring geringd zijn, in de kooi te houden. In 2002 vervalt de Vogelwet 1936 en wordt deze vervangen door de Flora- en Faunawet. Met een laatste wijziging in 2009, waarbij voor een groot aantal vogels de voorgeschreven ringmaten werden aangepast en het registratiesysteem werd vergemakkelijkt, is er nu een regeling waar we als liefhebbers van Europese vogels goed mee kunnen leven.
Het aanschaffen van Europese cultuurvogels
Het behoeft geen betoog dat goede kweekvogels uitsluitend van goede kwekers verkregen kunnen worden. Indien u een vogelsoort zoekt die nog niet op grote schaal wordt gekweekt, is het soms even zoeken om een goed koppel te kunnen bemachtigen. De SEC en haar regionale gespreksgroepen kunnen hier wellicht een handje bij helpen. Schaf bij voorkeur jonge vogels aan, of overjarige vogels waarvan vaststaat dat ze al jongen hebben grootgebracht. Helaas worden er nog vogels in de handel aangeboden die niet van een correcte ring zijn voorzien. Let hier goed op bij de aanschaf. Elke beschadiging van ring of poot kan er op duiden dat de vogels niet in gevangenschap zijn geboren. Ideaal is het om de vogels ter plekke bij een kweker aan te schaffen. Men kan dan zien hoe de vogels er bij zitten. Is de huisvesting correct, zijn de kooien schoon en hygiënisch? Hoewel er veel bonafide vogelhandelaren zijn, houdt het kopen op beurzen en markten een zeker risico in. De beste exemplaren zult u op de vogelmarkt dan ook zelden aantreffen.
Bij aanschaf moet op de volgende punten gelet worden:
- De vogels dienen helder uit hun ogen te kijken en strak in de veren te zitten.
- De ademhaling mag niet hoorbaar of zichtbaar zijn.
- Ze moeten een levendige indruk maken.
- Ze mogen niet schuw of gestrest zijn.
- Bij het opblazen van de borstveren moet er geen levervlek te zien zijn of gezwollen darmlussen.
- Het borstbeen mag niet scherp zijn.
- Geen ontlasting aan aars of poten.
- De meeste vogels dienen minimaal negen maanden oud te zijn om te kunnen kweken.
Liefhebbers die beginnen met Europese vogels moeten er zich van bewust zijn dat er grote verschillen zijn tussen de soorten onderling. Niet elke soort laat zich even gemakkelijk houden en kweken. Begin daarom niet meteen met de soort waarbij veel ervaring vereist is om tot goede resultaten te komen. Dat is niet goed voor uw zelfvertrouwen en uw portemonnee. Voor een beginnende kweker van Europese vogels komen de volgende soorten in aanmerking:
De groenling. Dit is een soort die snel in de kweek tot succes leidt. Deze vogel is niet extreem gevoelig voor ziekten en kan zowel in een volière als in een kweekkooi worden gehouden. De zang van de groenling stelt niet echt veel voor. Er zijn vele kleurmutaties beschikbaar. Groenlingen kunnen met een aantal soorten samen in een gemengde volière worden gehouden.
De sijs. Zeer tamme aanhankelijke vogel met een prachtige zang van het vroege voorjaar tot aan de rui. Ook van de sijs zijn er vele mutaties beschikbaar. De sijs kan in een gemengde volière samen met een aantal andere soorten worden gehouden. Sijzen kunnen ook zonder problemen in kweekkooien worden gekweekt.
De goudvink is het paradepaardje onder de Europese vogels. Ook een vogel die snel vertrouwd raakt met de verzorger. Kan in een kweekvolière of ruime kweekkooi worden gekweekt. Er zijn vele mutaties van de goudvink bekend. De grote goudvink (een kweekproduct) komt als volièrevogel tegenwoordig meer voor dan de Europese kleine goudvink.
De baardman is een insecteneter die in de winter overschakelt op een fijne zaadmengeling. Deze vogel is zeer sterk en vrijwel ongevoelig voor ziekten. Het observeren van de baardman is een lust voor het oog. De baardman moet in een kweekvolière of ruime kweekkooi worden gehouden. Samen met Europese zaadeters wordt zelden een succes, omdat de zaadeters te veel eiwit (insecten) tot zich nemen en snel vervetten.
De barmsijs is altijd bij de houders van Europese vogels een geliefde kooivogel geweest. Daarom is het begrijpelijk dat hij zo'n belangrijke plaats heeft ingenomen. Met zijn rode petje en zwarte befje is het een schitterend vogeltje. In de natuur hebben de overjarige mannen tevens een fel rode borst. In gevangenschap verdwijnt deze mooie rode kleur, tenzij men caroteen of cantaxantine bijvoedert. Kwekers die barmsijzen houden zijn gefascineerd door de vitaliteit van het vogeltje.
Uiteraard zijn bovenstaande vogels niet één pot nat. Elke soort heeft zijn specifieke eigenschappen en eigen methode om in conditie te blijven om zo tot kweekresultaten te komen. Het zou te ver gaan om in deze artikelenreeks elke vogel in detail te behandelen.
De huisvesting: Kweekvolières en kweekkooien
In het voorgaande werd gesproken over kweekvolières en kweekkooien. Een kweekvolière is ongeveer 70-100 cm breed, 2 meter hoog en 2 meter lang. Een kweekkooi meet ongeveer 100x100x70 cm. Voor de kleinere soorten kan eventueel met een kleinere kooi worden volstaan.
De kweek binnen
Indien uw kweekruimte zich binnenshuis bevindt, is het meestal noodzakelijk om kunstverlichting te hebben. Een gewone TL-lamp voldoet niet. Bij het gebruik van een normale TL lamp zal de vogel door de lage frequentie continu een hinderlijke flikkering waarnemen waardoor stress kan optreden. Speciale daglicht TL-lampen die een licht van een juiste samenstelling geven zijn onontbeerlijk voor een goede kweek. De kleur 840 (Philips) wordt veel gebruikt, omdat deze lamp een fris-witte kleurindruk geeft met een goede kleurweergave, eventueel in combinatie met bijvoorbeeld een iets warmere lamp als de 830 of de 827. Zorg ervoor dat u geen fouten maakt bij het opvoeren van het licht. Als de zomertijd ingaat, moet u niets aan de instellingen veranderen. Wanneer we per ongeluk de hoeveelheid licht verminderen in de aanloop naar, of tijdens de kweek, kunnen de vogels voortijdig in de rui vallen en is het kweekseizoen naar de knoppen. Het beste is gewoon het daglichtritme te volgen. Bij het kweken binnen kan de bloedluis een probleem vormen. Zorg voor kooien zonder kieren of naden. Alle verbindingen moeten zorgvuldig worden dicht gekit om de bloedluis geen schuilplaats te bieden. Als bodembedekking kan normaal schelpenzand worden gebruikt. Onder de zitstokken kan een absorberende vloerkorrel worden aangebracht, waarvan de bovenlaag één maal per week wordt vervangen. De maat van de zitstokken is afhankelijk van de pootdikte. Het wordt wel aanbevolen stokken van verschillende maat aan te brengen. Als u vogels binnenhoudt, is het van essentieel belang een goede ventilatie te hebben. Wanneer dit niet in orde is zullen zich vroeg of laat ademhalingsproblemen aandienen. Vogelverblijven van Europese vogels hoeven niet verwarmd te zijn.
De kweek buiten
Bij een kweekruimte buitenshuis komt er wat meer om de hoek kijken. In de eerste plaats moeten we er voor zorgen dat er in de volière geen plaatsen ontstaan die vochtig blijven. De volière moeten we altijd beschermen tegen de regen. Als u het natuurlijk wilt houden, kan het plaatsen van dichte struiken aan de buitenkant van de volière al een heleboel schelen. Het aanbrengen van policarbonaatplaten (perspex) op plaatsen waar vaak de wind en de regen vandaan komt, is ook heel effectief. Een volière voor Europese zaadeters MOET een dak hebben en dit dak dient waterdicht en goed afwaterend te zijn. Wanneer er uitsluitend insecteneters worden gehouden kan een deel van de volière onoverdekt blijven. Zorg dan wel voor voldoende plaatsen met beschutting tegen wind en regen. Omdat de meeste Europese zaadeters gevoelig zijn voor parasieten (coccidiose en atoxoplasmose), mogen er in het vogelverblijf geen plekken zijn die vochtig zijn en lang vochtig blijven. Genoemde parasieten maken buiten het vogellichaam een cyclus van vermenigvuldiging door en dit gebeurt in een vochtige omgeving. Ook hier is het aan te bevelen goed absorberend materiaal als bodembedekking te kiezen. Ideaal is het om de hele volière op een betonplaat te plaatsen. Het beton wordt gestort op een vochtwerend zeil, zodat het grondwater niet omhoog kan trekken. Ratten, muizen en insecten kunnen ook een hoop ziekten overbrengen. Knaagdieren verstoren de vogels ook wanneer ze in rust zijn. Menige vogelkweker heeft nesten verspeeld doordat muizen ‘s nachts de volière onveilig maakten en over de zitstokken en nesten liepen.
Er zijn een aantal zaken van groot belang om plagen en ziekten in de volière te voorkomen. Ik heb de belangrijkste op een rijtje gezet.
- Voorkom bij het construeren kieren en naden. Deze kunnen niet goed schoongemaakt worden en zijn zo een prima schuilplaats voor parasieten (bloedluis).
- Maak de volière zo, dat het reinigen snel en efficiënt kan gebeuren. Wanneer u groen in de volière wilt hebben, plaats dit dan in containers om de planten buiten de volière gemakkelijk af te kunnen spuiten.
- Voorkom morsen van voer in en buiten de volière.
- Plaats de voerplank zo dat er geen zaad buiten de volière kan vallen of waaien. Dit om te voorkomen dat andere vogels en knaagdieren hierdoor worden aangetrokken. Controleer de volière op plaatsen waar knaagdieren kunnen binnenkomen. Houd hierbij rekening dat muizen door hele nauwe openingen kunnen kruipen. Een strook van 20 cm perspex rondom de volière zorgt er voor dat jonge muizen niet door het gaas in de volière kunnen kruipen.
- Breng perspexplaatjes aan de buitenkant van de volière aan ter plaatse van de voerplank. Dit voorkomt dat wilde vogels de hele dag aan het gaas hangen om een graantje mee te pikken. Zij kunnen dan de volière besmetten met de uitwerpselen.
- Maak de volière regelmatig schoon. Als u onder de zitstokken absorberende korrels aanbrengt scheelt dat veel werk en de mest droogt dan snel uit.
- Reinig etensbakjes en drinkflesjes dagelijks. Het beste is om alles dubbel te hebben. Etensbakjes en drinkflesjes kunnen in de afwasautomaat worden gewassen.
- Laat badschalen niet langer dan een uur in de volière staan.
- Zitstokken moeten zo geplaatst worden dat bevuiling van drink- en voerbakken niet mogelijk is. Ook het regelmatig schoonmaken van deze zitstokken moet goed mogelijk zijn. De voorkeur gaat dus uit naar stokken die gemakkelijk los te halen zijn, zodat ze wekelijks vervangen kunnen worden door schone exemplaren.
- Breng schrikdraad aan om katten op een afstand te houden. Dit is niet wreed. Katten die hier eenmaal mee te maken hebben gehad keren niet meer terug. Een vogelhouder die in alle staten is omdat een nest verloren is gegaan of dat vogels zich ‘s nachts hebben dood gevlogen tegen het gaas, is vele malen gevaarlijker voor katten dan schrikdraad.
Soort volière
Wanneer u Europese vogels gaat houden moet u zichzelf eerst de vraag stellen of u vogels houdt voor de kleur, de zang, als aanvulling op de architectuur van de tuin, of dat het de bedoeling is serieus met het opzetten van stammen en kweeklijnen te beginnen. In het eerste geval kunt u kiezen voor een gemengde volière waarin een aantal soorten worden gehuisvest. Het kweken zal dan geen grote prioriteit moeten hebben. Hoewel vogels ook in een gemengde volière vaak tot nestelen over zullen gaan, is het resultaat altijd aanmerkelijk minder dan wanneer de vogels in aparte kooien of volières koppelsgewijs worden gehuisvest. In een gemengde volière kunnen de volgende soorten over het algemeen zonder problemen samen worden gehouden: Sijzen, barmsijzen, groenlingen, goudvinken, fraters, haakbekken en putters
Mijn volières toen ik nog intensief met Europese vogels kweekte. Inmiddels is het aantal behoorlijk verminderd.
Europese vogels kweken deel 2
In het voorgaande artikel hebben we uitgebreid stilgestaan bij de aanschaf en huisvesting van Europese vogels. In dit artikel staat voeding en ziektepreventie centraal.
Voeding
De gezondheid van onze vogels is direct verbonden met het voedsel dat we verstrekken. Vogels in de vrije natuur volgen de cyclus van de seizoenen en eten datgene wat er in een bepaald jaargetijde beschikbaar is. De voedingsstoffen zijn dan volledig in overeenstemming met de behoefte van dat moment. ‘s Winters zijn er voornamelijk droge zaden voorhanden waarin de vetten zich hebben geconcentreerd. Hieruit wordt voldoende verbrandingsenergie geput om de winter door te komen. In het voorjaar komen er gaandeweg meer insecten beschikbaar. Hierdoor stijgt het eiwitaandeel in het dagelijkse rantsoen. Dit is heel belangrijk om de vogels in broedconditie te brengen. Bomen die in de knop komen, zaden die ontkiemen en groene planten bevatten veel vitaminen, hormoon precursors (stoffen die de aanmaak van hormonen in gang zetten) en aminozuren. Ook deze stoffen bevorderen de broeddrift.
Het is een illusie dat we in een volière de natuur volledig kunnen nabootsen wat betreft de voeding. Maar de kennis op het gebied van vogelvoeding is de laatste 15 jaar enorm verbeterd. Dierentuinen, universiteiten en fabrikanten hebben veel onderzoek gedaan naar de juiste voeding. Toch is het zo dat als je tien vogelhouders zou vragen wat ze hun vogels te eten geven, er tien verschillende antwoorden gegeven worden. Ook willen sommige leveranciers graag een magisch middel aansmeren (kruiden, vitaminen, mineralen etc.) en dan is er ook nog de voortdurende discussie over het wel of niet verstrekken van levend voer. Ik wil echter niet voor anderen uitmaken wat goed en wat fout is. Ik kan de lezer alleen maar deelgenoot maken van mijn eigen ervaringen en precies vertellen hoe mijn voederplan er uit ziet. Eén opmerking echter vooraf. Ik houd niet van zogenaamde tovermiddelen. Volgens mij bestaan ze ook niet. Overdosering van vitaminen en mineralen is net zo slecht als een te kort. Pro-biotica worden door mij met belangstelling, maar argwanend bekeken. Er is veel onderzoek gedaan naar de gunstige werking van pro-biotica bij de mens. Voor elke wetenschappelijke studie die er een gunstig effect aan toeschrijft, zijn er even zoveel die in het onderzoek geen effect hebben kunnen constateren. Het is moeilijk om bacteriën met probiotische eigenschappen in leven te houden op een niveau waarbij nog effect verwacht kan worden. Ook heeft het merendeel van de Europese zaadeters geen darmflora, waarom zouden deze gunstige bacteriën zich dan wel in het vogellichaam kunnen handhaven? Ik ken ook geen enkel onderzoek bij vogels dat op een wetenschappelijke verantwoorde manier is uitgevoerd, dus onafhankelijk en niet door de industrie. Echter, wanneer u goede ervaringen hebt met een bepaalde voedingsmethodiek en u echt gemerkt hebt dat bij het verstrekken van bepaalde middelen de vogels gezonder zijn, beter broeden of een betere kleur hebben, verander er dan niets aan. Eigen ervaring is veel waardevoller dan wat anderen je kunnen vertellen.
Wanneer u uw Europese vogels gezond wilt houden, moet er tijd en aandacht besteed worden aan de voeding die we aan onze vogels verstrekken. Een kilo zaad in een zaadsilo stoppen en denken dat dit de goede manier is, is een illusie. Ook verschilt het menu in de rusttijd en de broedtijd. En er is ook geen universele zaadmengeling die u aan alle vogels kunt geven.
Het voer voor Europese zaadeters
Buiten het broedseizoen bestaat het hoofdbestanddeel voor onze Europese zaadeters uit zaden, immers dit is ook wat vogels in de vrije natuur tot hun beschikking hebben. De voeding moet in de rustperiode schraal gehouden worden, geen overmaat aan eiwit (eivoer) en zeker geen insecten. Bij de gespecialiseerde winkels en tegenwoordig via het internet kan men voor alle soorten goed gebalanceerde zaadmengelingen krijgen. Koop uw zaad ook bij bedrijven die een hoge omzet hebben. Dit verkleint de kans dat u producten koopt die te oud zijn. De opslag bij u thuis is ook belangrijk. Het beste is om zaadmengelingen te bewaren in containers die niet luchtdicht worden afgesloten, maar waar ook geen ongedierte bij kan. Bewaar het zaad ook op een koele plaats, bijvoorbeeld in een koele droge kelder. Dit komt de houdbaarheid en daarmee de voedingswaarde ten goede.
Het hele jaar door wordt het zaad dagelijks gerantsoeneerd verstrekt. Geef nooit meer dan een vogel in een dag op kan. Voor een goudvink is dit bijvoorbeeld 6-8 gram. Kleinere soorten minder, grotere soorten uiteraard meer. Door gerantsoeneerd te voeren, wordt voorkomen dat de vogels alleen de lekkerste en dat zijn meestal de vetste zaden er uit pikken. Plaats de schaaltjes waarin u voedsel aanbiedt in een ruime bak of hang een bak onder de plek waar u voedsel verstrekt. Hiermee voorkomt u dat voedselresten op de bodem van de volière terecht komen en later weer, vermengd met mest, door de vogels worden opgenomen. In de rustperiode wordt ook één keer per week eivoer verstrekt, meer is beslist niet nodig. Dit zorgt ervoor dat de vogels aan het eivoer gewend blijven en er later in het broedseizoen hun jongen mee voeren. Wanneer het eivoer de juiste samenstelling heeft, is het niet nodig om extra vitaminen te verstrekken. Zorg dat er altijd scherpe maagkiezel, grit en sepia aanwezig is en vervang die regelmatig.
In april gaat het voor de meeste liefhebbers kriebelen. Er zijn misschien al een aantal hele mooie dagen geweest. De vogels zingen uit volle borst en dan bestaat al gauw de neiging te vroeg te gaan koppelen en nestmateriaal te verstrekken. Ik ben zelf door schade en schande wijs geworden en begin met het koppelen van mijn vogels begin april en geef nestgelegenheid eind april. Het “kleinzetten” van vogels voor de kweek, die het hele jaar in een grote volière hebben gezeten, is sterk af te raden. Als er kweekkooien worden gebruikt (100x70x70), breng de vogels dan ruim voor het broedseizoen hierin over.
Wanneer we de vogels hebben gekoppeld, wordt ook gaandeweg het aandeel van het eivoer in het menu opgevoerd, zodat eind april de vogels dagelijks een klein portie eivoer tot hun beschikking hebben. Wanneer u nieuwe vogels in uw kweekbestand hebt en u ziet dat deze geen eivoer opnemen, dan kunt u ze hier aan wennen door ’s ochtends het zaad weg te halen en alleen maar eivoer te geven. In de middag zet u het zaad weer terug. Dit herhaalt u totdat de vogels zonder problemen het eivoer tot zich nemen. Begin hier echter mee als het kweekseizoen nog niet echt is begonnen, uiterlijk medio maart.
Wanneer de jongen uit het ei gekomen zijn, hebben ze nog de dooier tot hun beschikking waar ze de eerste uren hun energie uit halen. Meestal komen de eieren ’s morgens uit. Begin dan ’s middags met het geven van eivoer en een paar insecten. Wanneer het eivoer de juiste samenstelling heeft, zijn insecten niet echt noodzakelijk. Wel is het mijn ervaring dat het geven van insecten de drang tot het voeren van de jongen vergroot. De eerste vijf dagen krijgen de vogels een aantal keren per dag kleine porties eivoer met wat insecten eronder gemengd, bijvoorbeeld pinky’s, buffalowwormen of meelwormen. Ik geef aan de zaadeters uitsluitend diepvriesinsecten. Na vijf dagen wordt er ook gekiemd zaad gegeven. Ik geef kiemzaad altijd in een apart schaaltje en nooit gemengd met eivoer. Sommige kwekers halen al het harde zaad weg als er jongen zijn geboren. Ik doe dit niet, want wanneer de vogels goed aan eivoer gewend zijn, zullen ze dit ook prima aan de jongen voeren.
Bereiding van gekiemd zaad
Indien men gekiemd zaad verstrekt, is het belangrijk dat dit op een hygiënische manier gemaakt wordt. Kiemzaad maken is niet moeilijk. Toch kan dit een bron van infectie zijn als dit niet zorgvuldig gebeurt, zeker wanneer kiemzaad gemengd met eivoer wordt verstrekt. Het is in de eerste plaats belangrijk om goed kiemzaad te kopen. Het moet vers en schoon zijn en snel en tegelijkertijd kiemen. In mijn kiemproces wordt het zaad in ruim water, waaraan appelazijn (20 ml/liter) is toegevoegd, gedurende acht uur weggezet. Dit is om het zaad voldoende vocht te laten opnemen om te ontkiemen. Door toevoeging van de appelazijn wordt de pH-waarde verlaagd en kunnen bacteriën zich niet ontwikkelen. Hierna wordt het zaad in een grote keukenzeef gedaan en zorgvuldig onder de kraan uitgespoeld. Gedurende het kiemen blijft het zaad in de zeef, waarin het een aantal malen per dag onder koud stromend water goed wordt uitgespoeld. Het kiemen gebeurt bij kamertemperatuur (20-22 °C). Het zaad mag beslist niet in de zon staan. Al gauw verschijnen er witte puntjes. Het zaad is dan eigenlijk al klaar voor gebruik. Laat het niet verder ontkiemen, want dan ontstaat groenvoer en gaat de voedingswaarde snel achteruit. Als het kiemproces voltooid is, wordt het zaad voor de laatste maal grondig uitgespoeld. Nadat het overtollige water er uitgeschud is, wordt het geheel uitgespreid op een aantal lagen keukenrol. Zachtjes wordt nu de bovenkant gedept, totdat het aanhangende water is verdwenen. Desnoods kan het zaad nog een keer op een nieuwe laag keukenrol worden overgebracht om verder te drogen. Het kiemzaad kan nu in de koelkast enkele dagen worden bewaard. Het is ook mogelijk om het gekiemde zaad in te vriezen. Neem daarvoor een bakblik waarop een laag keukenpapier is uitgespreid. Verdeel hierop het zaad in een dunne laag. Als het zaad ingevroren is wordt het voorzichtig losgemaakt en overgebracht in een diepvriesbakje. Op deze wijze heeft u op elk moment vers gekiemd zaad ter beschikking.
Onkruidzaden en groenvoer
Europese cultuurvogels nemen graag rijpe en halfrijpe onkruidzaden op om aan de jongen te voeren. Hierdoor wordt de overgang naar hard zaad vergemakkelijkt. Bovendien bevatten onkruidzaden stoffen die goed zijn voor de ontwikkeling van de jonge vogel. Wees kritisch waar u de planten oogst. Vermijd bermen langs drukke wegen vanwege de verontreiniging van de auto's. Mijd ook velden waar honden worden uitgelaten i.v.m. het overbrengen van ziekten (wormen). Let ook op of er niet is gespoten met een onkruidbestrijdingsmiddel. Bij twijfel, niet oogsten. De kruiden zijn een belangrijke aanvulling op het menu, maar verstrek ze alleen wanneer de kwaliteit in orde is. De onkruiden verstrek ik zodra ze beschikbaar zijn. In aanmerking komen o.a. herderstasjes, vogelmuur (met mate), weegbree, paardenbloemen, zuring, distels en bijvoet. Geef ze zo vers mogelijk. Sommige halfrijpe zaden, zoals paardenbloemknoppen, kunnen in de diepvries worden bewaard. Ook voor groenvoer geldt dat dit met mate moet worden verstrekt. Met af en toe een stukje wortel, broccoli of boerenkool doet u de vogels veel plezier.
Het voer voor Europese insectenetende vogels
Net zoals voor de Europese zaadeters hebben veel kwekers hun eigen voederwijze en voersamenstelling ontwikkeld.
De drie basisbestanddelen van een goede voeding zijn:
- Universeelvoer
- Eivoer
- Insecten
Universeelvoer en eivoer kunnen dagelijks of afwisselend worden gegeven. Insecten (diepvries of levend) moeten natuurlijk ook dagelijks op het menu staan. Voor een aantal soorten ook ’s winters, dit in tegenstelling tot de zaadeters. Het verschil zit hem in het feit dat veel insecteneters trekvogels zijn die ook in de rustperiode in warmere streken insecten tot zich kunnen nemen. Veel soorten zullen in de rustperiode ook ander voedsel tot zich nemen. Bessen, boomknoppen, rozenbottels en groenvoer worden door bepaalde vogels graag gegeten, soms ook de zaden. De baardman schakelt bijvoorbeeld in de winter geheel over op (riet)zaad. Niet alle insecteneters nemen meteen universeelvoer op en moeten hieraan worden gewend. Geef elke dag een portie universeelvoer, desgewenst kunt u er wat insecten onder mengen om het aantrekkelijk te maken.
De voeding van insecteneters is wat gecompliceerder dan die van zaadeters. U moet altijd over een voldoende voorraad insecten beschikken, levend of in de diepvries. Het geven van diepvriesinsecten heeft een aantal voordelen. Er is een ruim assortiment beschikbaar, zodat u kunt variëren en altijd een voorraad kunt hebben. Deze voedseldieren zijn onder gecontroleerde omstandigheden gekweekt, kiemvrij gemaakt en snel ingevroren. Uiteraard hangt er wel een prijskaartje aan. Ook hebben deze voedseldieren, omdat ze voornamelijk gekweekt worden op graanproducten, niet de ideale samenstelling wat betreft het calciumgehalte en vitamines. U zult dit tekort moeten aanvullen met een geschikt strooipoeder.
Ook bij gekochte levende voedseldieren geldt het probleem dat ze nog niet zonder meer geschikt zijn om aan uw vogels te geven, omdat ze op een te eenzijdige samenstelling zijn gekweekt. U zult ze moeten houden op een voedingsbodem die stoffen bevat, waardoor de voedingswaarde wordt verhoogd en de insecten in leven blijven. In In de handel zijn er ook verschillende soorten strooipoeders verkrijgbaar die het vitamine- en calcium tekort aanvullen. Dit poeder hecht zich echter zeer slecht aan de huid van het insect, waardoor de vogel er maar weinig van binnen krijgt. U kunt dit verbeteren door de insecten te behandelen met een kleine hoeveelheid eetbare olie. De insecten worden in een afsluitbare bus of zak gebracht, waarna er een kleine hoeveelheid olie wordt gedoseerd. Zonnebloemolie is hiervoor goed geschikt. Door de zak of de bus enige tijd te schudden wordt de huid van het insect met een dunne oliefilm bedekt. Het poeder zal hierdoor aan het oppervlak hechten. De meeste insectenetende vogels voeren direct vanuit de bek. Dit betekent dat als er jongen zijn u voldoende kleine insecten moet aanbieden. Diepgevroren insecten kunt u gemakkelijk met een kleine koffiemolen wat fijner malen.
Het zou te ver voeren om uitgebreid in te gaan op de voeding van individuele soorten. Bij de Speciaalclub Europese Cultuurvogels (SEC) zijn veel publicaties verschenen die hier uitgebreid op in gaan. Deze publicaties zijn te bestellen op www.info-sec.nl.
Water
De aanwezigheid van vers water is essentieel voor de gezondheid van onze vogels. Dit geldt zowel voor drinkwater als voor badwater. Water kan de bron vormen voor talloze ziektekiemen. Schoon kraanwater aangezuurd met een geschikt zuur tot een pH-waarde van 4.1 is het beste. Dit wordt o.a. bereikt door 10 ml appelazijn per liter drinkwater toe te voegen. De reden waarvoor het water wordt aangezuurd, is dat water snel besmet raakt door voerresten en mest. Deze verontreinigingen zijn weer de voedingsbron voor bacteriën, die zich bij warm weer zeer snel in het water kunnen vermeerderen. De delingstijd van sommige bacteriën is slechts twintig minuten. Dat betekent dat wanneer we ’s morgens om acht uur beginnen met één bacterie dit er ’s middags om vier uur al meer dan een miljoen zijn. Water kan ook een ziekte van de ene vogel op een andere overbrengen. Bacteriën kunnen zich echter niet ontwikkelen in zuur milieu. Hierdoor is voor de vogel altijd water van een goede microbiologische kwaliteit beschikbaar. Het aanzuren van drinkwater wordt door mij al meer dan vijftien jaar toegepast en ik doe dit zeven dagen per week het hele jaar door. Nooit heb ik hier enig nadelig effect op de gezondheid van de vogels kunnen waarnemen. Mijn vogels hebben praktisch nooit last van darmproblemen (natte mest). Voordat ik het water aanzuurde, kwam dat veel meer voor. Andere zuren dan appelazijn kunnen ook worden gebruikt en hebben mits de pH-waarde rond 4.1 is, hetzelfde resultaat.
Hieronder is de groei weergegeven van Escherichia coli, de veroorzaker van o.a. zweetziekte, bij verschillende pH waarden.
pH | 7.2 normaal kraanwater | 4,5 aangezuurd met 8 ml appelazijn | 4.1 aangezuurd met 10 ml appelazijn |
---|---|---|---|
Lag-fase | 3.3 uur | 7.4 uur | oneindig |
verdubbelingstijd | 0.6 uur | 1.5 uur | oneindig |
Tijd om factor 1000 te groeien | 9.4 uur | 22.1 uur | het niveau 1000 wordt nooit bereikt |
De lagfase ( lag = Engels voor achterblijven) is de tijd die een bacterie nodig heeft om zich aan een milieu aan te passen.
De bereikte pH-waarde is afhankelijk van de soort appelazijn die we gebruiken en de dosering kan het beste eenmalig voor een product worden vastgesteld.
E. coli elektronen microscoop
Ziektepreventie en medicatie
De kweker kan er zelf een heleboel aan doen om ziekten bij vogels te voorkomen. In deel 1 zijn de belangrijkste preventieve maatregelen al uitvoerig behandeld, maar zelfs als we de vogels onder optimale omstandigheden hebben gehuisvest en de verzorging uitstekend is, dan nog kunnen ziekten de kop opsteken. Soms kan een ziekte een hele populatie in de volière aantasten. Het is daarom noodzakelijk om de vogels dagelijks te observeren. Elke verandering in gedrag, ontlasting of verenpak kan een indicatie voor een ziekte zijn. Wanneer dit wordt bemerkt, aarzel dan niet en zet de vogel apart om overdracht van de ziekte naar andere vogels te voorkomen en om de vogel in een rustige omgeving te laten herstellen. Een zgn. ziekenkooitje moet elke vogelhouder bij de hand hebben. Door een verwarming in of boven het kooitje moet de zieke vogel bij een temperatuur van ongeveer 30 °C worden gezet. De bodem van het kooitje moet elke dag worden verschoond. Ik gebruik hiervoor een stukje krant dat gemakkelijk verwijderd kan worden. Dit dagelijks verversen is nodig om een infectiecyclus te doorbreken. De vogel moet absoluut blijven eten en drinken. Soms is het noodzakelijk wat zachtvoer aan te bieden als de vogel niet meer goed in staat is om het zaad te pellen. Begin nooit zomaar met het vertrekken van medicijnen als de diagnose niet onomstotelijk vaststaat. Vogelhouders mogen veel ervaring hebben, maar ze zijn geen dokters. Raadpleeg daarom een in vogels gespecialiseerde dierenarts. Het zomaar vertrekken van medicijnen zal de vogel alleen maar verzwakken en de kansen op herstel minimaal maken. Raadpleeg zeker een dierenarts wanneer meerdere vogels door de ziekte zijn aangetast. Controleer regelmatig de conditie van de vogel. Gaat het bergafwaarts en de vogel lijdt, wees dan moedig en maak er een eind aan doormiddel van het breken van de nek. Vaak geeft alleen mestonderzoek uitsluitsel over aard van de ziekte. Om de mest op te vangen wordt er een stukje huishoudfolie in het ziekenkooitje onder de zitstokken aangebracht. Nadat de vogel zich heeft ontlast, wordt dit verwijderd. Mest kan het beste vers worden onderzocht. In ieder geval verdient het aanbeveling om het monster in de koelkast te bewaren tot het onderzoek plaatsvindt. Bij een bezoek aan de dierenarts is het heel verstandig de mest mee te brengen. Een simpel microscopisch onderzoek kan al heel snel uitsluitsel geven over de aard van het probleem.
foto boven: De apparatuur die ik gebruik voor het onderzoek van een mestmonster
Er zijn veel dierenartsen in Nederland en ze weten alles over poezen, honden, konijnen en cavia's. Slechts een enkeling heeft ook werkelijk verstand van vogels. In negen van de tien gevallen wordt door artsen, die niet in vogels zijn gespecialiseerd, een breedspectrum antibioticum voorgeschreven en gelukkig, vaak helpt het ook nog. Tenminste, als de ziekte een infectie is, die veroorzaakt wordt door bacteriën. Wanneer de oorzaak iets anders is, bijvoorbeeld parasieten, schimmels, gisten, gebrekziekten of vergiftiging, dan helpt een antibioticum niet. Sterker nog, door het antibioticum zal de vogel verder achteruitgaan en verslechtert de algemene conditie. Ga dus alleen te rade bij een dierenarts die verstand heeft van vogels.
Preventieve medicatie
Dit is een onderwerp waar de meningen in de vogelwereld over verdeeld zijn. Het imago van de kwekers van Europese cultuurvogels is hier lange tijd mede door bepaald. Een hardnekkig vooroordeel is hieruit ontstaan dat het niet mogelijk is om Europese vogels te kweken zonder een periodieke behandeling met bepaalde medicamenten (kuren). Een groot aantal kwekers heeft echter bewezen dat ook zonder kuren prachtige gezonde jongen op stok te krijgen zijn. Alles hangt samen met de conditie van de vogels (relatie met de voeding), de huisvesting (relatie met voorkomen van plagen, overbevolking en vochtige kooi of volière) en hygiëne. Mijn ervaring is dat wanneer er serieus werk wordt gemaakt van het opzetten van eigen kweeklijnen, waarbij telkens de conditioneel beste vogels worden geselecteerd voor de nakweek, de noodzaak voor het preventief kuren er niet is. Het kuren beperkt zich bij mij tot die situaties waarbij er een afwijking is geconstateerd en er wordt alleen behandeld als het mestonderzoek daartoe aanleiding geeft.
MOGELIJKE OORZAAK |
SYMPTOMEN |
Escherichia coli infectie |
Deze ziekte kan optreden bij vogels van 1-8 dagen oud. Het nest voelt nat aan een de veren van de pop zien er zweterig uit. Het nest kan ook vies ruiken. In de meeste gevallen sterven de jonge vogels. Oudere vogels kunnen met een anti-bioticum zoals colistine worden behandeld. |
Atoxoplasmose (zie ook onder) |
Atoxoplasmose is een ware plaag voor vogels in gevangenschap. Geinfecteerde vogels sterven snel. Onderzoek laat een een vergote lever met een onnatuurlijke blauw/paarse kleur zien. Genezing is in de regel niet mogelijk, maar een preventieve medicatie is mogelijk met name vlak voor en tijdens het broedseizoen. |
Coccidiose (zie ook onder) |
Hoofdzakelijk jonge vogels zijn hiervan het slachtoffer. Ze stoppen met (voldoende) eten, de uitwerpselen zijn vloeibaar en de darmen zijn rood en gezwollen. Coccidiose is minder "dodelijk" dan atoxoplasmose en kan worden behandeld Finicoc, Baycocx or Esb3 kan worden gebruikt ter behandeling maar ook preventief . |
Megabacterien |
De infectieziekte die ten onrechte "Megabacterien" wordt genoemd wordt in feite veroorzaakt door een gist (Macrorhabdus ornithogaster). Toen de ontlasting van zieke vogels werd onderzocht onder microscoop zag men langgerekte organismen. Omdat ze hierdoor enigszins leken op staafvormige bacterien, maar veel groter waren werden ze Megabacterien genoemd. Wanneer een vogel hiervan last heeft is de ontlasting waterig dun met hierin vaak een bruine rulle substantie. De gisten die dit veroorzaken vermeerderen zich in de maag. Of een vogel last heeft van Megabacterien kan alleen door microsopisch onderzoek worden vastgesteld. Behandeling kan het best geschieden door een middel uit de humane geneeskunde. Goede resultaten worden bereikt door "Fungizone" een suspensie met als werkzame stof Amfotericine B (100mg/ml), dat gedurende 14 dagen in een concentratie van 0.6 ml/liter wordt toegediend.. Een andere indicatie voor het besmet zijn met Megabacterien is de aanwezigheid van onverteerde zaden in de ontlasting. Ook wordt vaak de spiermaag naar achteren gedrukt waardoor die als een soort "eitje" in de buik te voelen is. Dit komt omdat de kliermaag ontstoken en dus vergroot is, waardoor de spiermaag naar achteren wordt gedrukt. |
Kanarie pokken |
De naam suggereert dat alleen kanaries hiervan te leiden hebben. Niets is minder waar. Ook onze Europese zaadeters zijn hiervoor gevoelig. Pokken komt in twee vormen voor de uitwendige vorm en de inwendige vorm. Bij de uitwendige vorm verschijnen er wratachtig aandoeningen rond de snavel, ogen of oponbevederde huid. Bij de inwendige vorm zitten de aandoeningen in de keel, luchtpijp en longen. De vogel zit duidelijk naar adem te snakken. Het virus komt via de huid naar binnen. Muggen zijn de overbrengers. Er is geen behandeling mogelijk. De meeste vogels komen aan hun eind. Kanaries en vinkachtigen moeten preventief worden geent om de ziekte te voorkomen. Dit is de enige oplossing. Een vogelhouder die te maken heeft gehad met kanarie pokken laat het wel uit zijn/haar hoofd om niet jaarlijks te enten. Vaccinatie gebeurt in juni/juli.. |
Trichomoniasis |
Trichomonas is een infectie aan de luchtwegen. De vogel heeft moeilijkheden met ademen en er kan slijm te zien zijn bij de snavel.. Als de vogel met de kop schud, zie je druppels in het rond vliegen. Behandeling met Tricho plus (Oropharma) |
Campylobacter infectie |
Campylobacter is een bacterie die verantwoordelijk is voor een groot aantal voedselvergiftigingsincidenten bij de mens. Een campylobacter infectie kan echter ook bij vogels voorkomen. De gelige uitwerpselen van de vogels tonen onverteerde zaden. De ziekte kan worden behandeld met erythromycin (5%), dat via het water wordt gedoseerd. Het medicijn heeft wel een afwijkende smaak. Men moet er zich van vergewissen dat de vogels blijven drinken. Baytril is ook een goed preparaat |
Dermatomycose |
Dermatomycose is een infectie die door de pathogene schimmel Trichophyton of microsporum wordt veroorzaakt. De symptomen zijn de aanwezigheid van een wit poeder op de veren. Later kunnen de veren zelfs uitvallen. Uitwendig behandeling van de aangetaste plaatsen kan met Nizoral of Dactarin geschieden. Nizoral kan langdurig wordeb gebruikt zonder bijverschijnselen. De besmetting kan ook over worden gedragen op de mens. Voorzichtigheid en strikte hygiène is daarom essentieel. Andere middelen die goed helpen zijn imaverol (werkzame stof enilconazol) uitwendig en trisporal (intraconazol) inwendig |
Aspergillose |
Aspergillus is een schimmel die we rangschikken onder de opportunistische pathogenen. Vogels worden alleen aangetast als de condities voor groei en besmetting voor de schimmel ideaal zijn. Als vogels in een vochtige omgeving worden gehouden met weinig ventilatie dan zullen de schimmelsporen worden geinhalleerd en ontkiemen in de luchtpijp. De vogels kunnen dan heel moeilijk ademhalen. Onderzoek laat witte vlekjes op het membraam zien. Uitwendige behandeling met Itraconazol of Nizoral. Aspergillose onstaat ook vaak als een gevolg van vitamine A gebrek |
Veder mijten |
Deze parasieten voeden zichzelf met het keratine en veroorzaken veeruitval en een slordig verenpak. Behandeling met Finion of Bird spray (vermijd contact met de neus ingang en de ogen. Vedermijt kan ook worden behandeld met anti-luchtpijpmijt van Bogena. (1 maal per 10 dagen op de kale huid en dit 3 tot 4 maal herhalen). Ook Oramaec (1 dag via het drinkwater 1 keer per 10 dagen en dit 3-4 maal herhalen.) |
Ectoparasieten (bloed mijten) |
Deze parasieten ( Dermanyssus avium) houden zich schuil op donkere plaatsenen vallen aan in de nacht. Deze invasies kunnen massaal zijn. Jonge vogels in het nest kunnen ten onder gaan door bloedarmoede. Om bloedmijten te voorkomen moet bij de buw van de volière of kooi kieren en naden worden vermeden. Houtconstructies kunnen het best worden afgekit met een siliconen kit. Witte verf is beter dan donkere verf. Nest kastjes moeten niet stijf tegen de wand worden ophangen maar op afstand worden gehouden met bv. een paar spijkertjes. Als er bloedmijten "op het hok" zijn dan kan men dit herkennen aan onrustige vogels, die de hele dag door in het verenpak zitten te pikken en te krabben. Plaatsen waar parasieten zich ophouden moeten worden behandeld met een spray. Onder de sisal nestmandjes breng ik altijd een fijn laagje Finion poeder aan. Dit is een natuurlijk insecticide. Er zijn tegenwoordig ook mengsels van gedroogde kruiden te koop die hetzelfde effect zouden hebben. Ik heb hier tot dusver geen positieve ervaringen mee. |
Europese vogels kweken deel 3
In de vorige uitgave van Onze Vogels hebben we uitgebreid stilgestaan bij voeding en alles wat daarmee samenhangt. In dit nummer zullen we een viertal ziekten bespreken, die bij Europese cultuurvogels voor kunnen komen. Dit artikel beperkt zich tot ziekten, die bij Europese zaadeters kunnen voorkomen. Insecteneters zijn over het algemeen veel minder gevoelig voor ziekten.
Coccidiose en atoxoplasmose
Coccidiose en atoxoplasmose zijn protozoaire ziekten. Coccidiose wordt veroorzaakt door de parasiet Isospora canaria. De veroorzaker van atoxoplasmose is de sterk verwante parasiet Isospora serini. De infectie cyclus van beide parasieten is vrijwel identiek. Op een belangrijk onderdeel verschillen ze echter van elkaar. In tegenstelling tot Isospora canaria, is isospora serini in staat door de darmwand heen te dringen en via de bloedbaan zich te nestelen in vitale organen. Lever, luchtzakken en hersenen kunnen hierdoor worden aangetast. Dit leidt veelal tot een snelle sterfte van de vogel. Een infectie met Isospora canaria is meestal even dodelijk voor jonge vogels, maar verloopt in de regel milder voor volwassen exemplaren. Voor vogelhouders kan een uitbraak van coccidiose of atoxoplasmose een ware ramp betekenen. Bij de kweek is alles er dan ook op gericht om deze parasieten buiten de deur te houden of in ieder geval de infectie druk binnen proporties te houden.
Isospora aanwezig in de mest bij een vergroting van 400x
Er is heel veel wetenschappelijk onderzoek verricht op het gebied van parasitaire ziektes. Dit komt vooral omdat de malaria, die ook door een protozo wordt veroorzaakt, nog steeds miljoenen slachtoffers maakt in tropische gebieden. Parasieten vormen ook een grote bedreiging voor de intensieve kippenhouderij. Ook hier moet preventief worden opgetreden om ernstige uitbraken te voorkomen. Er zijn honderden verschillende soorten protozoën, waarvan de meeste zeer gastheer specifiek zijn. De natuur heeft deze kleine eencelligen uitgerust met een zeer gespecialiseerd en verfijnd mechanisme om te overleven. Interessant genoeg om eens stil te staan bij de levenscyclus van de twee parasieten die in onze hobby zo veel problemen kunnen opleveren.
De besmettingscyclus begint met een vogel, die besmet is met een parasiet. De oöcysten, voor het gemak even eitjes genoemd, die ze bij zich dragen, worden met de uitwerpselen door geïnfecteerde vogels uitgescheiden Op dat moment zijn deze kiemen nog niet in staat om een nieuwe gastheer te infecteren. Een rijpingsproces buiten het vogellichaam (in de uitwerpselen) dient hieraan vooraf te gaan. Het sporuleren (tot rijping komen) duurt een aantal dagen. De condities moeten wel gunstig zijn, vocht en warmte zijn nodig om het sporuleren op gang te brengen en te houden. Een onrijpe oöcyst bevat meestal één sporoblast (onrijpe spore). Eerst vindt er in de oöcyst een deling plaats, waardoor er twee sporoblasten ontstaan. De sporoblasten vormen nu een celwand. Deze sporoblast verandert hierdoor in een sporozoїet. Vervolgens vindt er weer tweemaal een deling plaats waarbij er vier sporozoїeten worden gevormd. Pas nadat deze cyclus is doorlopen, is de parasiet in het virulente stadium gekomen en klaar om een nieuwe gastheer te infecteren.
Het zal duidelijk zijn dat voor de vogel liefhebber hier een kans ligt om de cyclus te doorbreken. Het schoonhouden van de verblijven en vooral het verwijderen van de mest, is heel belangrijk om het sporulatieproces in het vogelverblijf te stoppen en eventueel gerijpte sporen met de mest te verwijderen voordat de parasiet weer door een gezonde vogel kan worden opgenomen. In droge goedgeventileerde verblijven zullen de oöcysten veel moeilijker tot sporulatie overgaan dan bij vochtige warme omstandigheden.
Indien de oöcysten door vogels worden opgenomen vestigen ze zich in de darmwand van de dunne darm en dringen een darmwandcel binnen en beginnen ze met het afbreken van de epitheelcellen van de darmwand. In dit stadium is de geïnfecteerde vogel een zieke vogel geworden, omdat de parasiet nu de gastheer gaat gebruiken om zelf te kunnen blijven voortbestaan. Een volgende cyclus speelt zich geheel binnen de vogel af. Dit is de a-sexuele reproductie cyclus, waarbij uit de sporozoїeten grote hoeveelheden merozoїeten worden gevormd, die weer op zoek gaan naar nieuwe cellen om te infecteren. Hierdoor ontstaat er een proces waarbij steeds meer cellen worden aangevallen. De conditie van de vogel zal nu zienderogen verslechteren, omdat nu massaal darmwandcellen worden afgebroken en het spijsverteringsproces van de vogel geheel ontregeld wordt. De ziekte wordt nu ook zichtbaar als we de buikbevedering opblazen. De darmlussen zien er dan rood en geïrriteerd uit. Ook zal de aanwezigheid van parasieten zichtbaar worden doordat de ontlasting waterig dun wordt en de kleur verandert. Ook is de vogel nu bijzonder gevoelig geworden voor andere, meestal bacteriële, infecties.
Na verloop van tijd (enkele dagen tot een week) vindt er in de cyclus van de parasiet weer een verandering plaats. Sommige merozoїeten veranderen in gameten. Er worden nu specifiek vrouwelijke en mannelijke cellen aangemaakt. Nadat er een mannelijke en een vrouwelijke cel zijn samengesmolten (de seksuele reproductie) ontstaat er een zygote. In een volgende fase begint de zygote te veranderen in een oöcyst. Deze oöcysten verlaten nu de dunne darm en vinden hun weg naar buiten. Dit brengt ons weer bij terug de eerste stap in de cyclus.
Alle vinkachtigen zijn gevoelig voor coccidiose en atoxoplasmose, maar er zijn verschillen. Putters en goudvinken worden tot de meest gevoelige vogels gerekend. Bij de haakbek kan ook wel coccidiose voorkomen, maar dit beperkt zich tot de fase waarbij de jongen uitvliegen.
Coccidiose is in de regel goed te behandelen, terwijl bij atoxoplasmose het vrijwel altijd tot sterfte van de vogel leidt. Of een vogel een parasitaire infectieziekte heeft kan alleen maar door een microscopisch onderzoek van de uitwerpselen aan het licht gebracht worden. Middelen die parasieten kunnen doden zijn o.a. Baycox, ESB3 en finicoc. Er zijn kwekers die preventief deze middelen verstrekken in de gevoelige periode. Beslist noodzakelijk is dit echter niet, wanneer u goede gezonde stammen hebt opgebouwd. Bij het veelvuldig verstrekken van coccidiostatica kan ook resistentie optreden. Dit verschijnsel wordt bij pluimvee en biggen al veelvuldig waargenomen. Het verstrekken van medicatie moet zo veel mogelijk worden beperkt tot het moment dat de vogels daadwerkelijk ziekteverschijnselen vertonen.
Megabacteriën
De Megabacterie is een opportunistische ziekteverwekker. Opportunistisch betekent dat gezonde vogels de infectie bij zich kunnen dragen zonder dat dit leidt tot een ziektebeeld. Pas wanneer de vogel een verzwakt afweersysteem heeft, kan er een snelle vermenigvuldiging plaatsvinden en kan de vogel uiterlijke kenmerken van ziekte gaan vertonen.
De naam megabacterie is eigenlijk onjuist. Het organisme, dat problemen bij onze vogels kan veroorzaken, heet voluit Macrorhabdus ornithogaster en is geen bacterie, maar een fungus. Tot de familie van de fungi behoren de schimmels, gisten en zwammen. Toen M. ornithogaster werd geïsoleerd uit zieke en overleden vogels was er nog geen manier voor handen om het organisme in het laboratorium op te kweken. Onder de microscoop nam men langwerpige cellen waar, die qua vorm sterk aan staafvormige bacteriën deden denken, behalve dat deze cellen vele malen groter waren dan een bacteriecel (ongeveer 20–80 micrometer lang). De term “megabacterie” lag dan ook voor de hand. Omdat het organisme ook als ziekteverwekker voorkomt bij kippen, is er de laatste 10 jaar veel onderzoek gedaan. Men kan nu het organisme opkweken op een voedingsbodem en er is veel werk gedaan om een geschikt medicijn te ontwikkelen.
Megabacterien bij een vergroting van 400 x
Wanneer veroorzaakt M. ornithogaster een probleem voor onze vogels?
Zoals gezegd komt de gist ook in kleine aantallen voor bij vogels, die er niet ziek van worden. Het optreden van stress, waardoor de weerstand van de vogel afneemt, kan er al toe leiden dat de gist zich tot hoge aantallen vermenigvuldigt en de vogel ziek maakt. Dit verschijnsel zien we bij meer infecties zoals bijvoorbeeld coccidiose. Vaak gaat dit ook gepaard met een andere infectie. Bij de meeste microscopische preparaten waar ik M. ornithogaster kon waarnemen, waren er ook coccidiën te zien. Het is dan belangrijk om beide te bestrijden.
Vaak steekt M. ornithogaster de kop op als een vogel wordt verplaatst en er stress optreedt. Ook kan de weerstand van een vogel verzwakken door eenzijdige of verkeerde voeding. Slechte huisvesting en onvoldoende hygiëne kunnen ook de oorzaak van een infectie zijn. Ornithogaster veroorzaakt ontstekingen in de klier- en de spiermaag. Hierdoor valt de functie van het voedsel verteren uit en hoopt het voedsel zich op. Dit is ook de reden dat de vogel wil blijven eten. Ondanks dat er veel voer wordt opgenomen, wordt dit niet verder verteert. Met een volle krop en maag sterft een vogel in feite de hongerdood.
De uiterlijke kenmerken van een vogel die een M. ornithogaster infectie heeft zijn de volgende:
- De vogel zit een groot deel van de dag bij de voerbak. Hij eet en lijkt onverzadigbaar, toch vermagert de vogel zienderogen.
- De vogel oogt ongezond zit met afhangende vleugels. De meeste vogels zullen pas “bol” gaan zitten als de ziekte al in een zo ver gevorderd stadium is dat genezing bijna onmogelijk is.
- De mest is waterig/slijmerig dun met een groene kern. Soms kunnen hierin onverteerde zaden worden waargenomen.
Bovenstaande kenmerken kunnen ook door andere infecties worden veroorzaakt. Een microscopisch onderzoek van de mest is dan ook noodzakelijk en geeft direct uitsluitsel. Indien onder microscoop met een vergroting van 400x langwerpige staafvormige cellen worden waargenomen, dan is dit altijd een infectie van M. ornithogaster. De meeste cellen bevinden zich wel in de groene kern van de ontlasting, daarom moet dit worden onderzocht. Een kleuring van het preparaat geeft vaak een duidelijker beeld, maar is niet echt noodzakelijk. Vergeet niet om ook te (laten) kijken naar secundaire infecties bijvoorbeeld aanwezigheid van coccidiën. Omdat weinig vogelhouders over een microscoop beschikken, zal men voor de diagnose bij de in vogels gespecialiseerde dierenarts te rade moeten gaan. Vang wat mest op met een stukje huishoudfolie en stuur dit op of breng mee als u met de vogel de arts bezoekt. Leden van de SEC kunnen ook kosteloos de mest laten onderzoeken
Antibiotica zoals Baytril hebben geen enkele werking ten opzichte van gisten. Onderzoek in de pluimvee sector heeft aangetoond dat behandeling met amphotericine B wel het gewenste resultaat oplevert. Amphotericine B wordt ook in de humane geneeskunst gebruikt voor behandeling van gistinfecties bij ingewanden of genitaliën onder de handelsnaam Fungizone. Bij zieke vogels wordt Fungizone in een concentratie 0.6 ml/liter water gedurende 3 weken gegeven. Beter is het om het middel 3 maal daags direct met een kropnaald in de krop te brengen. De behandeling kan dan korter zijn, maar niet iedereen durft of kan met een kropnaald te werken. Een vogel kan pas genezen worden verklaard als er in het microscopisch beeld geen cellen meer te zien zijn. Amphotericine B grijpt in op de celwand van de gist, waardoor lekkage optreedt en de cel wordt geïnactiveerd.
Indien een vogel de infectie heeft opgelopen moet hij apart gezet worden. Niet omdat een M.
ornithogaster infectie erg besmettelijk is, maar de vogel moet worden behandeld en het liefst ook een beetje warm gezet worden in een ziekenkooitje. Men grijpt soms te snel naar de Baycox of EsB3 als een vogel een maag/darm probleem heeft. Er gaan dan kostbare dagen verloren en de vogel wordt steeds zieker. Een infectie met M. ornithogaster is goed te genezen, maar u met snel met de juiste medicatie ingrijpen.
Zweetziekte of colibacillose
Door contacten met collega kwekers lijkt het er op dat er in 2009 meer dan andere jaren nestjongen verloren zijn gegaan door de bacteriële infectie die zweetziekte of colibacillose wordt genoemd. Het infectieuze organisme dat de ziekte veroorzaakt is Escherichia coli en de infectie vindt plaats in de darmen van de vogel. Hierdoor ontstaat een heftige diarree, waardoor de ontlasting, niet meer omgeven is door een vliesje en door de pop niet meer uit het nest verwijderd kan worden. Hierdoor ontstaat een nat nest waar een veelal groen gekleurde ontlasting te zien is. Ook de naam colibacillose roept vraagtekens op. Bacilli zijn micro-organismen, die in staat zijn sporen te vormen. Escherichia coli kan dit niet en komt uitsluitend als vegetatief organisme voor. Beide namen zijn echter geheel ingeburgerd en veel doet het er eigenlijk niet toe. In de pluimvee sector worden de organismen, die ziekte veroorzaken APEC genoemd (Aviaire Pathoge E. Coli). Naast de in dit artikel behandelde colibacillose kan E. coli een grote verscheidenheid aan andersoortige infecties veroorzaken o.a.
bloedvergiftiging, eileiderontsteking, en dooierrest ontsteking. In het laatste geval sterft het embryo in het ei of heel kort nadat het jong is uitgekomen.
Escherichia coli komt van nature in het darmstelsel van zoogdieren en veel vogelsoorten voor en speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Ook pathogene varianten kunnen uit ogenschijnlijk gezonde dieren worden geïsoleerd. Er zijn wel 12.000 verschillende E. coli typen, die alleen met geavanceerde antigen technieken van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Indien één vogel in het nest besmet is en er diarree optreedt, zullen heel snel de andere jongen geïnfecteerd raken. Binnen een dag of hooguit twee dagen zullen alle jongen overlijden ten gevolge van uitdroging en het niet meer kunnen verteren van de voeding. Vaak is aan het nest een vieze lucht waarneembaar, die wordt veroorzaakt door de afbraakproducten in de mest.
Net als bij vele andere infecties moeten er meerdere factoren in het spel zijn, die E. coli daadwerkelijk tot een ziekteverwekker maken. Hygiëne speelt daarbij een zeer belangrijke rol. De infectiedruk voor het nestjong dient zo laag mogelijk gehouden te worden. Overbevolking moet worden vermeden. Een volièrebodem, waar de uitwerpselen zich hebben opgehoopt en vervuild drinkwater zijn bronnen van infectie. Via de ouders wordt de besmetting overgedragen op het nest of direct op het nestjong via de voeding. Vocht is ook een belangrijke factor, die bepaalt of de ziekte zich kan manifesteren. Misschien dat dit de oorzaak is dat het uitbreken van colibacillose infecties bij kwekers het ene jaar meer voorkomt dan andere jaren. Ook de weerstand van de vogel is bepalend of de ziekte zich ontwikkelt. Een niet goed gebalanceerde (ei) voeding kan het jong extra gevoelig maken. Indien een nest is geïnfecteerd, moeten de jongen worden overgelegd in een schoon nest (bv een schoon identiek mandje). Dit moet liefst dagelijks worden gecontroleerd en desgewenst opnieuw worden vervangen.
Snel ingrijpen is belangrijk, wanneer de eerste symptomen zich voordoen, is het meestal al te laat. De ziekte laat zich in een vroeg stadium goed genezen met een geschikt antibioticum. Vroeger werd vaak tetracycline voorgeschreven, maar dit middel heeft de bijwerking dat het kropverzuring in de hand kan werken. Tegenwoordig wordt meestal colistine (polymyxine E) of TMPS (trimethoprim sulfadiazine gebruikt). Indien zich een uitbraak in uw gemengde volière voordoet is het te overwegen de behandeling voor het hele vogelbestand te starten, ook indien een nest nog gezond oogt. Probiotica worden ook als middel ter voorkoming aangeprezen. Mij is echter geen enkele studie bekend, die onomstotelijk een positief effect ten opzichte van colibacillose bewezen heeft.
Luchtweginfecties
Trichomonas
Een aandoening van de luchtwegen kan verschillende oorzaken hebben. Soms hebben verschillende oorzaken hetzelfde ziektebeeld. De vogel hapt naar adem, schudt met de kop en soms zien we de vogel slierten slijm uit de snavel schudden. In 2009 is er een kleine epidemie geweest onder in het wild levende vinkachtigen van Trichomonas gallinae (het geel). Vooral groenlingen waren hiervan het slachtoffer. In de avicultuur heeft dit echter niet tot problemen geleid. Trichomonas gallinae is een protozo, uit een grote familie, die het vooral heeft voorzien op de slijmvliezen. Bij de mens komt Trichomonas voor als een SOA, die sterk in opmars is. Indien “het geel” zich bij uw vogels openbaart moet behandeld worden met Tricho plus.
Luchtpijpwormen
Luchtpijpwormen kunnen vooral voorkomen bij vogels in de buitenvolière. Dit komt omdat zij als gastheer slakken, duizendpoten en wormen hebben. Vogels die een besmette gastheer opeten kunnen hierdoor geïnfecteerd raken. Ook hier schudt de vogel veelvuldig met de kop om de worm kwijt te raken en haalt moeilijk adem. Er zijn verschillende middelen in de handel om luchtpijpwormen te doden. Ivomec is een middel dat veelvuldig toegepast wordt bij de behandeling van verschillende parasieten.
Luchtpijpmijten
Ook hier verloopt de ademhaling moeizaam en niest de vogel vaak. Van de vinkachtigen schijnt de putter het meest gevoelig te zijn. Luchtpijpmijt kan gemakkelijk behandeld worden met anti luchtpijpmijt (Bogena). Zorg er voor dat u het druppeltje in de nek zorgvuldig aanbrengt en de vogel het middel niet kan opnemen via de snavel.
Bacteriële infecties
Bacteriële infecties zijn waarschijnlijk de grootste oorzaak van een aandoening van de luchtwegen. Vooral goudvinken lijken hier extra gevoelig voor. De vogel hapt en schudt continu met de kop. Men kan zien dat er slijm uit de snavel wordt geschud. Ook is de kop nat en de wanden van de kooi raken met slijmresten vervuild. Vaak heeft dit te maken met maken met onvoldoende ventilatie wanneer de vogels binnen zijn gehuisvest. Meestal kan een vogel deze aandoening niet zelf overwinnen. Behandeling met Tylosine (10%) lost dit probleem meestal snel op. 2-4 gram/liter drinkwater gedurende 5 dagen. De andere vogels in hetzelfde verblijf moeten mee behandeld worden. Bij een hardnekkige infectie helpt de medicatie van Dierenkliniek Hulst “anti-Luchtwegen infectie met slijmoplosser”
De kweek met de zwartkop (Sylvia atricapilla)
Zwartkoppen komen tijdens het broedseizoen in vrijwel heel Europa voor. In Nederland en België zijn ze te zien vanaf april. Zwartkoppen blijven echter ook steeds vaker hier. Vooral in het westelijk deel van Nederland, waar door het zeeklimaat het in de winter wat minder streng is. Dit geldt niet voor alle zwartkoppen. Het aantal dat hier blijft loopt wellicht in de honderden, maar het overgrote deel en dat zijn er tienduizenden, overwintert rond de Middellandse Zee en in
West-Afrika. Een deel trekt zelfs, net als de braamsluiper, via Italië en Egypte naar Ethiopië en Oost-Afrika.
Steeds vaker worden ze waargenomen in onze steden en dorpen. De zwartkop is bepaald niet kieskeurig wat betreft het voedsel en kan als een soort alleseter onder de zangers worden beschouwd. In het najaar vooral veel bessen van meidoorn, vlier en ook bramen lusten ze graag, wat op zich niet zo bijzonder is, want veel insectenetende zangvogels schakelen in het najaar op bessen over als het aanbod aan insecten steeds minder wordt door de dalende temperatuur. Het hoge suikergehalte in de bessen zorgt er voor dat dit omgezet wordt in vet, dat dient als voedselreserve tijdens de trektocht. Het aantal broedparen in Nederland is ongeveer 70.000-120.000. De zwartkop geldt niet als bedreigde vogel.
In het najaar kwam ik in bezit van een koppel zwartkoppen. Eigenlijk door een toeval. Ik had een advertentie geplaatst voor een koppel zwartkopmezen (glanskop of matkop). Door een misverstand werd er op gereageerd, maar dit bleken zwartkoppen te zijn. Daar ik de hoop had opgegeven nog een koppel glans- of matkoppen te kunnen bemachtigen, besloot ik het koppel aan te schaffen. Ook omdat de zwartkop geldt als een vogel, die vrij gemakkelijk met andere Europese insecteneters gehouden kan worden. Het koppel werd geplaatst in een buitenvolière samen met een blauwborst pop, die 's winters gescheiden van de man moet blijven i.v.m. met het agressieve gedrag van de man buiten het broedseizoen. Mijn insecteneters zijn gehuisvest in een begroeide volière van ongeveer 4 meter breed en uitlopend naar 3m diep. De volière heeft een dicht dak en is aan de voor- en achterkant open. De zijkanten hebben policarbonaat platen. De bodem bestaat uit een laag natuurlijke houtsnippers, die af en toe wordt aangevuld als de plantsoenendienst bomen heeft gesnoeid en de takken heeft gehakseld. Regelmatig wordt materiaal verwijderd waar mest zich heeft opgehoopt. De volière is met kunststofgaas in twee delen gedeeld.
Mijn insectenetende vogels krijgen een mengsel van zelfgemaakt eivoer, pinky's, buffalo wormen en meelwormen, van elk 1 theelepel per vogel. Alle insecten komen uit de diepvries. Daarnaast wat insectenpaté van Avian. Er is altijd vers drink- en badwater beschikbaar. Dit wordt bewerkstelligd door een automatisch waterverversingsysteem, dat ik al een keer heb beschreven.
Nadat ik ze in de volière had geplaatst, bemerkte ik gedurende een maand dat er bij de pop sprake was van enig conditieverlies. Het vleugelpak was een klein beetje warrig, maar na het uitvangen kon ik niets bijzonders ontdekken. Het kan te maken hebben gehad met de omschakeling naar een ander type voer, of het aanleggen van het zomerkleed. Geleidelijk werd het verenpak weer strakker. Vanaf begin april begon de man te zingen. Het was minder uitvoerig dan ik had gedacht. Er was nu ook een verandering in gedrag waarneembaar. Pop en man vlogen regelmatig snel heen en weer door de volière en ook werd er af en toe even uitgehaald naar de blauwborst pop, zonder dat dit tot ernstige schermutselingen leidde. In de volière staat een recent aangeplant dennenboompje, dat tijdens de kerst zijn dienst had bewezen. Vaak zag ik zowel de man als de pop in dit boompje scharrelen. Omdat ik wilde voorkomen dat er een te los nest in deze schaarse begroeiing zou worden gebouwd, plaatste ik een metalen nesthouder met daarin een vastgezet kokosmandje. Het geheel werd stevig vastgezet in het boompje met ijzerdraad. Al gauw werd dit nestje verkend en vrij snel kon men ze man en de pop soms wel een paar kwartier lang op het nest zien zitten. Inmiddels was het nestje ook aangekleed met kokosvezel. De zwartkoppen gebruikten uitsluitend de bruine vezel en niet de witte sisal. Het vreemde was dat het langdurig op het nest verblijven ook gebeurde toen er nog geen eieren waren. Vanaf 27 april bleken man of pop aaneengesloten op het nest te verblijven. Ik kon pas op 30 april zien dat er 2 eieren in het nest lagen. De vogels zitten bijna continu op het nest en ik wilde ze hierbij niet storen. De eitjes zijn bedekt met bruinoranje vlekjes.
Soms komt het voor dat de man en pop samen op het nest zitten. Omdat er geen plek is voor twee, gaat de man boven op de pop zitten.
Precies na 13 dagen komt het eerste ei uit. Het jong is geheel onbedekt en heeft een vleeskleurige kleur. Ik ben al een aantal weken nachtinsecten aan het vangen met de insectivoro. Het zijn veel kleine muggen en
vliegjes. Vanaf dit moment begin ik deze insecten te geven, die in de diepvries zijn bewaard. Ik geef een deel in een bakje water en een deel los in een voerschaaltje. Ook knip ik nu de Buffalo wormen, omdat zij te groot zijn om in zijn geheel aan het jong te kunnen geven . Na drie dagen is plotseling het nest leeg. Het jong heb ik niet meer terug kunnen vinden. De dagen er na zie ik de man en de pop regelmatig aan de achterkant van het dennenboompje scharrelen. Kennelijk zijn ze weer begonnen een nest te bouwen. Ik wil in deze fase niet de volière in om het te bekijken, omdat er een kans is dat dit het proces verstoort. Op 19 mei zie ik telkens nog maar een vogel, of de man of de pop. Het lijkt er op dat er weer gebroed wordt. Het was even zoeken, maar inderdaad is er een prachtig komvormig nest gebouwd in de vork van een tak. Er liggen drie eieren in. De geschiedenis van de eerste ronde herhaalt zich. De meeste tijd zie ik geen zwartkop meer. Aan de andere zijde van het kunststofgaas in dezelfde volière is er ook nieuws. Ook de blauwborsten zijn aan het broeden.
Na exact 14 dagen, lag er een jong in het nest. De andere twee eieren bleken later onbevrucht te zijn. Vanaf dat moment ben ik begonnen om de diepvries insecten een klein beetje fijner te maken met een vijzel. Ook gaf ik weer insecten, die ik met de insectivoro ving. Dit waren naast heel veel muggen ook nachtvlinders. Ook de laatste werden fijner gemaakt. Nog steeds werd het jong bij toerbeurt door de ouders warm gehouden. Nestcontrole voerde ik minimaal uit. De eerste ervaringen met deze vogels wild ik niet al te zeer op de proef stellen. Omdat de beplanting in de volière hard groeide, was er na verloop van tijd ook te weinig licht voor de webcam, zodat ik deze naar een andere volière heb moeten verplaatsen. Al die tijd heb ik wel vast kunnen stellen dat het jong goed werd gevoerd. Dit is ook een beetje geluk hebben. Een nest met maar één jong wordt vaak in de steek gelaten door de ouders, omdat het grootbrengen van één jong instinctief niet opweegt tegen de energie die daar voor nodig is. Na een dag op 16 zag ik dat het jong het nest had verlaten. Het is nog niet in staat om te vliegen en nog zeker 14 dagen hield het zich het grootste gedeelte van de tijd schuil tussen de beplanting. Het jong zag er uit als de pop met een klein bruin kapje. In de weinige kweekverslagen die over zwartkop bekend zijn, had ik gelezen dat de man vaak intolerant wordt als een jonge vogel eenmaal de beschutting heeft verlaten en zich vrij in de volière beweegt. Ik was hier dus zeer alert op, maar heb hiervan nooit iets kunnen bespeuren. Het feit dat het jong een pop was, is hier zeker de reden van. Omdat er geen enkel probleem was heb ik het jong gewoon bij de ouders gelaten. Hierna werd er door de zwartkoppen nog tweemaal een poging ondernomen om een ronde jongen voort te brengen. Het eerste nest had slechts één ei, dat onbezet bleek. Hierna kwam er een nieuwe poging met twee eieren. Beide waren onbezet. Alle eieren werden in hetzelfde nest gelegd en ook weer beurtelings door de pop en de man bebroed. Het is opmerkelijk dat het nest zo schoon is. Er is niets van te zien dat het al drie keer is gebruikt.
Bij het schrijven van dit artikel is het 1 september. Het kweekseizoen is afgelopen. Veel vogels zijn in de rui. Zo langzamerhand begin je de volières klaar te maken voor de rustperiode. Nestkastjes weg, rui veren opruimen, nieuw zand etc. Ook de volière van de zwartkoppen kwam aan de beurt. Wat schetst mijn verbazing. De zwartkoppen waren weer aan het broeden nu met vier eieren in het nest, waarvan er minimaal drie van zijn bezet. Het is een dilemma, stoppen of "de natuur" haar gang laten gaan. De vogels vertonen nog geen spoortje van rui en zien er conditioneel goed uit. Ik besluit het af te wachten. Als het broedsel uitkomt, kan ik altijd nog beslissen een deel van de tijd verder met de hand te voeren om de vogels niet al te laat in de rui te laten vallen. Tot zo ver mijn eerste ervaringen met wat meer insecteneters in de volière. Het is al met al een redelijk begin geweest en ik heb genoten van de blauwborsten en de zwartkoppen.
De kweek met de kruisbek
Kruisbekken kweken is een fascinerende bezigheid. Zij worden niet voor niets Europese papegaaien genoemd. In de volière zijn het ware acrobaten. Ze klauteren op het gaas omhoog of in de aangeboden takkenbossen. Nadat ik vorig jaar de kruisbek heb “uitgeprobeerd”, kweek ik nu met vier koppels. Bij kruisbekken is het van belang dat het klikt tussen de partners. Zo heb ik een maand nadat ik de koppels had gevormd een reserve pop ingezet, omdat het bij een koppel totaal niet klikte. De vogels maakten geen ruzie, zoals het bij goudvinken wel eens het geval kan zijn, maar negeerden elkaar volkomen. Al na een week, nadat ik de andere pop had ingezet, begon zij een nest te maken en kon zich verheugen in een grote belangstelling van de man.
De vogels komen in broedconditie door het aandeel van hennep zaden in het menu geleidelijk te verhogen. Doe dit niet van de een op de andere dag, omdat dan doordat hennep een vet zaad is, de vogels aan de diarree kunnen raken. Mijn vogels hou ik in kweekboxen van 1x2x2m. De kruisbek nestelt al vroeg, in de natuur soms zelfs in januari al, wanneer het nog behoorlijk kan vriezen. Ik koppel de vogels wat later zo half februari. Ook dan kan het nog venijnig koud zijn, daarom is het belangrijk dat er een vrij diep nest gemaakt kan worden. De kruisbek kiest bij voorkeur goed isolerend nestmateriaal uit. Kapok en watten vermengd met zachte soorten katoendraad worden gebruikt om een dik geïsoleerd nest te maken. Het bouwen van het nest verloopt soms heel bijzonder. Nadat er in enkele dagen een fantastisch bouwsel is gemaakt, wordt dan toch besloten om op een andere plaats het weer helemaal over te doen. Ik heb dit nu al verschillende malen waar kunnen nemen en heb hier eigenlijk geen goede verklaring voor.
Meestal worden er vier eieren gelegd en bij hoge uitzondering vijf. Zoals bij de meeste vogels gebeurt dit vroeg in de ochtend. De eerste eieren worden niet meteen bebroed. Dit heeft mij in het begin veel kopzorgen gegeven, omdat, zoals ook dit jaar, de eieren gewoon in de vrieskou in het nest liggen. Het schijnt niet veel uit te maken. De jongen worden in het begin vaak alleen door de pop gevoed, maar er zijn “topmannen”, die meteen hun steentje bijdragen. Zijn de jongen zo’n dag of veertien oud, dan gaat de pop weer aan een nieuwe ronde beginnen. Het is dan voor de kruisbekkweker een spannend moment. “Gaat de man nu meevoeren of niet” Om het broedsel helemaal groot te krijgen is de rol van de man essentieel. Sommige mannen vertikken het echter om deze plicht op zich te nemen en een nest van veertien dagen oud, zou dan verloren kunnen gaan.
Kruisbekken zijn dure klanten wat betreft het voer. Naast een goed eivoer en gekiemd zaad, worden dennenzaden verstrekt. Als de jongen uit zijn gevlogen geef ik de zaden van de bergden. Dit is een kleine soort dennenzaad, waarmee ze kunnen wennen aan wat harder voer. Mijn kruisbekken probeer ik ook eivoer te laten opnemen,
maar ze moeten het wel leren eten. Ook ’s winters verstrek ik om de andere dag eivoer en hou op die dagen het zaadmengsel doelbewust iets kariger. De jongen komen door het eivoer en de zaden fantastisch groot. In de tijd dat de jongen worden gevoerd, worden ook grote hoeveelheden sepia opgenomen. Het is belangrijk dat dit in de kooi aanwezig is.
Na het uitvliegen worden de vogels nog door de pop en de man verder gevoerd. Het aandeel van de pop hierbij wordt echter steeds kleiner, omdat ze inmiddels weer vast zit te broeden. Kruisbekken mogen niet te vroeg bij de ouders weggehaald worden. Ik doe dit na ongeveer 6-7 weken. De jongen van de tweede ronde liggen dan weer al lang in het nest, maar dat is bij kruisbekken geen bezwaar. De man is het gebedel af en toe zat en zal het jong dan wegjagen. Dit leidt echter nooit tot ernstige schermutselingen.
Na een aantal weken kan men het verschil tussen een man en een pop al waarnemen. De mannen hebben een “geel kettinkje” op de borst. Bij de popen ontbreekt dit. Dit is echter geen absolute garantie soms gaat het mis. Ik heb er voor gekozen om de mannen zoals in de natuur in een rood verenkleed te krijgen. Hiervoor is het geven van kleurmiddel noodzakelijk. Poppen zijn in de natuur olijfgroen, die krijgen dus geen kleurmiddel. Poppen en mannen moeten daarom apart opgekooid worden. seizoen zijn er een of twee vogels bij die voor het andere geslacht waren aangezien.
Dit jaar heb ik heel veel geluk. Alle vier de koppels zijn tot broeden overgegaan. Ik heb nu (13 april) 3 jongen uitgevlogen, drie jongen op het punt van uitvliegen, vier jongen van vier dagen oud en een broedende pop op vier eieren. Hoewel het resultaat tot dusver heel bemoedigend is te noemen, kan een al te groot optimisme te voorbarig zijn. In september kan pas echt de balans worden opgemaakt.
Belangrijke ziekteverwekkers
Coccidiose en atoxoplasmose
Coccidiose en atoxoplasmose zijn protozoaire ziekten. Coccidiose wordt veroorzaakt door de parasiet Isospora canaria. De veroorzaker van atoxoplasmose is de sterk verwante parasiet Isospora serini. De infectie cyclus van beide parasieten is vrijwel identiek. Op een belangrijk onderdeel verschillen ze echter van elkaar. In tegenstelling tot Isospora canaria, is isospora serini in staat door de darmwand heen te dringen en via de bloedbaan zich te nestelen in vitale organen. Lever, luchtzakken en hersenen kunnen hierdoor worden aangetast. Dit leidt veelal tot een snelle sterfte van de vogel. Een infectie met Isospora canaria is meestal even dodelijk voor jonge vogels, maar verloopt in de regel milder voor volwassen exemplaren. Voor vogelhouders kan een uitbraak van coccidiose of atoxoplasmose een ware ramp betekenen. Bij de kweek is alles er dan ook op gericht om deze parasieten buiten de deur te houden of in ieder geval de infectiedruk binnen proporties te houden.
Er is heel veel wetenschappelijk onderzoek verricht op het gebied van parasitaire ziektes. Dit komt vooral omdat de malaria, die ook door een protozo wordt veroorzaakt, nog steeds miljoenen slachtoffers maakt in tropische gebieden. Parasieten vormen ook een grote bedreiging voor de intensieve pluimveehouderij. Ook hier moet preventief worden opgetreden om ernstige uitbraken te voorkomen. Er zijn honderden verschillende soorten protozoën, waarvan de meeste zeer gastheer specifiek zijn. De natuur heeft deze kleine eencelligen uitgerust met een zeer gespecialiseerd en verfijnd mechanisme om te overleven.
Interessant genoeg om eens stil te staan bij de levenscyclus van de twee parasieten die in onze hobby zo veel problemen kunnen opleveren. De besmettingscyclus begint met een vogel, die besmet is met een parasiet. De oöcysten, voor het gemak even eitjes genoemd, die ze bij zich dragen, worden met de uitwerpselen door geïnfecteerde vogels uitgescheiden Op dat moment zijn deze kiemen nog niet in staat om een nieuwe gastheer te infecteren. Een rijpingsproces buiten het vogellichaam (in de uitwerpselen) dient hieraan vooraf te gaan. Het sporuleren (tot rijping komen) duurt een aantal dagen. De condities moeten wel gunstig zijn. Vocht en warmte zijn nodig om het sporuleren op gang te brengen en te houden. Een onrijpe oöcyst bevat meestal één sporoblast (onrijpe spore). Eerst vindt er in de oöcyst een deling plaats, waardoor er twee sporoblasten ontstaan. De sporoblasten vormen nu een celwand. Deze sporoblast verandert hierdoor in een sporozoїet. Vervolgens vindt er weer tweemaal een deling plaats waarbij er vier sporozoїeten worden gevormd. Pas nadat deze cyclus is doorlopen, is de parasiet in het virulente stadium gekomen en klaar om een nieuwe gastheer te infecteren.
Het zal duidelijk zijn dat voor de vogelliefhebber hier de kans ligt om de cyclus te doorbreken. Het schoonhouden van de verblijven (zitstokken en bodem) en vooral het verwijderen van de mest, is heel belangrijk om het sporulatieproces in het vogelverblijf te stoppen en eventueel gerijpte sporen met de mest te verwijderen voordat de parasiet weer door een gezonde vogel kan worden opgenomen. In droge, goed geventileerde verblijven zullen de oöcysten veel moeilijker tot sporulatie overgaan dan bij vochtige warme omstandigheden.
Indien de oöcysten door vogels worden opgenomen vestigen ze zich in de darmwand van de dunne darm en dringen een darmwandcel binnen en beginnen ze met het afbreken van de epitheelcellen van de darmwand. In dit stadium is de geïnfecteerde vogel een zieke vogel geworden, omdat de parasiet nu de gastheer gaat gebruiken om zelf te kunnen blijven voortbestaan. Een volgende cyclus speelt zich geheel binnen de vogel af. Dit is de aseksuele reproductie cyclus, waarbij uit de sporozoїeten grote hoeveelheden merozoїeten worden gevormd, die weer op zoek gaan naar nieuwe cellen om te infecteren. Hierdoor ontstaat er een proces waarbij steeds meer cellen worden aangevallen. De conditie van de vogel zal nu zienderogen verslechteren, omdat nu massaal darmwandcellen worden afgebroken en het spijsverteringsproces van de vogel geheel ontregeld wordt. De ziekte wordt nu ook zichtbaar als we de buikbevedering opblazen. De darmlussen zien er dan rood en geïrriteerd uit. Ook zal de aanwezigheid van parasieten zichtbaar worden doordat de ontlasting waterig dun wordt en de kleur verandert. Ook is de vogel nu bijzonder gevoelig geworden voor andere, meestal bacteriële, infecties.
Na verloop van tijd (enkele dagen tot een week) vindt er in de cyclus van de parasiet weer een
verandering plaats. Sommige merozoїeten veranderen in gameten. Er worden nu specifiek vrouwelijke en mannelijke cellen aangemaakt. Nadat er een mannelijke en een vrouwelijke cel zijn samengesmolten (de seksuele reproductie) ontstaat er een zygote. In een volgende fase begint de zygote te veranderen in een oöcyst. Deze oöcysten verlaten nu de dunne darm en vinden hun weg naar buiten. Dit brengt ons weer bij terug de eerste stap in de cyclus.
Gevoeligheid
Alle vinkachtigen zijn gevoelig voor coccidiose en atoxoplasmose, maar er zijn verschillen. Putters en goudvinken worden tot de meest gevoelige vogels gerekend. Bij de haakbek kan ook wel coccidiose voorkomen, maar dit beperkt zich tot de fase waarbij de jongen uitvliegen.
Coccidiose is in de regel goed te behandelen, terwijl bij atoxoplasmose het vrijwel altijd tot sterfte van de vogel leidt. Of een vogel een parasitaire infectieziekte heeft kan alleen maar door een microscopisch onderzoek van de uitwerpselen aan het licht gebracht worden. Middelen die parasieten kunnen doden zijn o.a. Baycox, en Finicoc Deze middelen zijn op basis van sulfa en/of toltrazuril. Er zijn kwekers die preventief deze middelen verstrekken in de gevoelige periode. Beslist noodzakelijk is dit echter niet, wanneer u goede gezonde stammen hebt opgebouwd. Bij het veelvuldig verstrekken van coccidiostatica kan ook resistentie optreden. Dit verschijnsel wordt bij pluimvee en biggen al veelvuldig waargenomen. Het verstrekken van medicatie moet worden beperkt tot het moment dat de vogels daadwerkelijk ziekteverschijnselen vertonen.
De infectiecyclus van Isospora canaria en Isospora serini.
Coccidiose en atoxoplasmose zijn protozoaire ziekten. Coccidiose wordt veroorzaakt door de parasiet Isospora canaria. De veroorzaker van atoxoplasmose is de sterk verwante parasiet Isospora serini. (vroeger Lankesterrella genoemd) De infectiecyclus van beide parasieten is vrijwel identiek. Op een belangrijk onderdeel verschillen ze echter van elkaar. In tegenstelling tot Isospora canaria, is Isospora serini in staat door de darmwand heen te ”boren” en via de bloedbaan zich te nestelen in vitale organen. Lever, milt, longen en hersenen kunnen hierdoor worden aangetast. Dit leidt veelal tot een snelle sterfte van de vogel. Een infectie met Isospora canaria is meestal even dodelijk voor jonge vogels, maar verloopt in de regel milder voor volwassen exemplaren. Voor vogelhouders kan een uitbraak van coccidiose of atoxoplasmose een ware ramp betekenen. Bij de kweek is alles er dan ook op gericht om deze parasieten buiten de deur te houden of in ieder geval de infectiedruk binnen proporties te houden.
Er is heel veel wetenschappelijk onderzoek verricht op het gebied van parasitaire ziektes. Dit komt vooral omdat de malaria, die ook door een protozo wordt veroorzaakt, nog steeds miljoenen slachtoffers maakt in tropische gebieden. Parasieten vormen ook een grote bedreiging voor de intensieve kippenhouderij. Ook hier moet preventief worden opgetreden om ernstige uitbraken te voorkomen. Er zijn honderden verschillende soorten protozoën, waarvan de meeste zeer gastheer specifiek zijn. Hoe men ook tegen deze parasieten aankijkt, één ding moet gezegd worden, de natuur heeft deze kleine eencelligen uitgerust met een zeer gespecialiseerd en verfijnd mechanisme om te overleven. Interessant genoeg om eens stil te staan bij de levenscyclus van de twee parasieten die in onze hobby zo veel problemen kunnen opleveren.
Cyclus
De besmettingscyclus begint met een vogel, die besmet is met een parasiet. De oöcysten, (eitjes), die ze bij zich dragen worden met de uitwerpselen door geïnfecteerde vogels uitgescheiden. Op dat moment zijn deze kiemen nog niet in staat om een nieuwe gastheer te infecteren. Een rijpingsproces buiten het vogellichaam (in de uitwerpselen) dient hieraan vooraf te gaan. Het sporuleren (tot rijping komen) duurt een aantal dagen. De condities moeten wel gunstig zijn. Vocht en warmte zijn nodig om het sporuleren op gang te brengen en te houden. Een onrijpe oöcyst bevat meestal ėėn sporoblast (onrijpe spore). Eerst vindt er in de oöcyst een deling plaats, waardoor er twee sporoblasten ontstaan. De sporoblasten vormen nu een celwand. Deze sporoblast verandert hierdoor in een sporozoїet. Vervolgens vindt er weer tweemaal een deling plaats waardoor er vier sporozoїeten worden gevormd. Pas nadat deze cyclus is doorlopen, is de parasiet in het virulente stadium gekomen en klaar om een nieuwe gastheer te infecteren.
Voorkomen
Het zal duidelijk zijn dat voor de vogel liefhebber hier een kans ligt om de cyclus te doorbreken. Het schoonhouden van de verblijven en vooral het verwijderen van de mest is heel belangrijk om het rijpingsproces in het vogelverblijf te stoppen en eventueel gerijpte sporen met de mest te verwijderen voordat de parasiet weer door een gezonde vogel kan worden opgenomen. In droge goed geventileerde verblijven zullen de oöcysten veel moeilijker tot sporulatie overgaan dan bij vochtige warme omstandigheden. Het toedienen van preventieve medicatie een achterhaalde optie.Vogels kunnen met EsB3 of Baycox wel worden beschermd, maar de keerzijde is dat er geen natuurlijke resistentie kan worden opgebouwd. U kweekt hiermee stammen, die altijd afhankelijk zullen zijn van medicatie.
Indien de gerijpte oöcysten door vogels worden opgenomen vestigen ze zich in de darmwand van de dunne darm en dringen een darmwandcel binnen. Er vindt nu weer een verandering plaats te beginnen met het afbreken van de darmwandcellen. In dit stadium is de geïnfecteerde vogel een zieke vogel geworden, omdat de parasiet nu de gastheer gaat gebruiken om zelf te kunnen voortbestaan. Het afbreken van de darmwandcellen wordt nu ook zichtbaar als we de vogel opblazen. De darmlussen zien er dan rood en geïrriteerd uit.
De volgende cyclus speelt zich geheel binnen de vogel af. Dit is de a-sexuele reproductiecyclus, waarbij uit de sporozoїeten grote hoeveelheden merozoїeten worden gevormd, die weer op zoek gaan naar nieuwe cellen om te infecteren. Hierdoor ontstaat er een proces waarbij steeds meer cellen worden aangevallen. De conditie van de vogel zal nu zienderogen verslechteren, omdat nu massaal darmwandcellen worden afgebroken en het spijsverteringsproces van de vogel geheel ontregeld wordt. Ook is de vogel nu bijzonder gevoelig geworden voor andere, meestal bacteriële, infecties.
Na verloop van tijd (enkele dagen tot een week) vindt er in de cyclus van de parasiet weer een verandering plaats. Sommige merozoїeten veranderen in gameten. Er worden nu specifiek vrouwelijke en mannelijke cellen aangemaakt. Nadat er een mannelijke en een vrouwelijke cel zijn samengesmolten (de seksuele reproductie) ontstaat er een zygote. In een volgende fase verandert de zygote in een oöcyst. Deze oöcysten verlaten nu de dunne darm en vinden hun weg naar buiten. Dit brengt ons weer bij terug de eerste stap in de cyclus.
Megabacteriën
De Megabacterie is een opportunistische ziekteverwekker. Opportunistisch betekent dat gezonde vogels de infectie bij zich kunnen dragen zonder dat dit leidt tot een ziektebeeld. Pas wanneer de vogel een verzwakt afweersysteem heeft, kan er een snelle vermenigvuldiging plaatsvinden en kan de vogel uiterlijke kenmerken van ziekte gaan vertonen.
De naam megabacterie is eigenlijk onjuist. Het organisme, dat problemen bij onze vogels kan veroorzaken, heet voluit Macrorhabdus ornithogaster en is geen bacterie, maar een fungus. Tot de familie van de fungi behoren de schimmels, gisten en zwammen. Toen M. ornithogaster werd geïsoleerd uit zieke en overleden vogels was er nog geen manier voor handen om het organisme in het laboratorium op te kweken. Onder de microscoop nam men langwerpige cellen waar, die qua vorm sterk aan staafvormige bacteriën deden denken, behalve dat deze cellen vele malen groter waren dan een bacteriecel (ongeveer 20–80 micrometer lang). De term “megabacterie” lag dan ook voor de hand. Omdat het organisme ook als ziekteverwekker voorkomt bij kippen, is er de laatste 10 jaar veel onderzoek gedaan. Men kan nu het organisme kweken op een voedingsbodem en er is veel werk gedaan om een geschikt medicijn te ontwikkelen.
Wanneer veroorzaakt M. ornithogaster een probleem voor onze vogels?
Zoals gezegd komt de gist ook in kleine aantallen voor bij vogels, die er niet ziek van worden. Het optreden van stress, waardoor de weerstand van de vogel afneemt, kan er al toe leiden dat de gist zich tot hoge aantallen vermenigvuldigt en de vogel ziek maakt. Dit verschijnsel zien we bij meer infecties zoals bijvoorbeeld coccidiose. Vaak gaat dit ook gepaard met een andere infectie. Bij de meeste microscopische preparaten waar M. ornithogaster kon worden waargenomen, waren er ook coccidiën te zien. Het is dan belangrijk om beide te bestrijden.
Vaak steekt M. ornithogaster de kop op als een vogel wordt verplaatst en er stress optreedt. Ook kan de weerstand van een vogel verzwakken door eenzijdige of verkeerde voeding. Slechte huisvesting en onvoldoende hygiëne kunnen ook de oorzaak van een infectie zijn. M. ornithogaster veroorzaakt ontstekingen in de klier- en de spiermaag. Hierdoor valt de functie van het voedsel verteren uit en hoopt het voedsel zich op. Dit is ook de reden dat de vogel wil blijven eten. Ondanks dat er veel voer wordt opgenomen, wordt dit niet verder verteerd. Met een volle krop en maag sterft een vogel in feite de hongerdood.
De uiterlijke kenmerken van een vogel die een M. ornithogaster infectie heeft zijn de volgende:
- De vogel zit een groot deel van de dag bij de Hij eet en lijkt onverzadigbaar, toch vermagert de vogel zienderogen.
- De vogel oogt ongezond en zit met afhangende vleugels. De meeste vogels zullen pas “bol” gaan zitten als de ziekte al in een zo ver gevorderd stadium is dat genezing bijna onmogelijk
- De mest is waterig/slijmerig dun met een groene Soms kunnen hierin onverteerde zaden worden waargenomen.
Bovenstaande kenmerken kunnen ook door andere infecties worden veroorzaakt. Een microscopisch onderzoek van de mest is dan noodzakelijk en geeft direct uitsluitsel. Indien onder een microscoop met een vergroting van 400x langwerpige staafvormige cellen worden waargenomen, dan is dit altijd een infectie van M. ornithogaster. De meeste cellen bevinden zich wel in de groene kern van de ontlasting, daarom moet dit worden onderzocht. Een kleuring van het preparaat geeft vaak een duidelijker beeld, maar is niet echt noodzakelijk. Vergeet niet om ook te (laten) kijken naar secundaire infecties bijvoorbeeld aanwezigheid van coccidiën. Omdat weinig vogelhouders over een microscoop beschikken, zal men voor de diagnose bij de in vogels gespecialiseerde dierenarts te rade moeten gaan. Vang wat mest op met een stukje huishoudfolie en stuur dit op of breng mee als u met de vogel de arts bezoekt.
Antibiotica zoals Baytril hebben geen enkele werking ten opzichte van gisten. Onderzoek in de pluimvee sector heeft aangetoond dat behandeling met amfotericine B wel het gewenste resultaat oplevert. Amfotericine B wordt ook in de humane geneeskunst gebruikt voor behandeling van gistinfecties bij ingewanden of genitaliën onder de handelsnaam Fungizone. Bij zieke vogels wordt Fungizone in een concentratie 0.6 ml/liter water gedurende 3 weken gegeven. Beter is het om het middel 3 maal daags direct met een kropnaald in de krop te brengen. De behandeling kan dan korter zijn, maar niet iedereen durft, of kan, met een kropnaald te werken. Een vogel kan pas genezen worden verklaard als er in het microscopisch beeld geen cellen meer te zien zijn. Amphotericine B grijpt in op de celwand van de gist, waardoor lekkage optreedt en de cel wordt geïnactiveerd.
Indien een vogel de infectie heeft opgelopen moet hij apart gezet worden. Niet omdat een M. ornithogaster infectie erg besmettelijk is, maar de vogel moet worden behandeld en het liefst ook een beetje warm gezet worden in een ziekenkooitje. Men grijpt soms te snel naar de Baycox als een vogel een maag/darm probleem heeft. Er gaan dan kostbare dagen verloren en de vogel wordt steeds zieker. Een infectie met M. ornithogaster is goed te genezen, maar u moet snel met de juiste medicatie ingrijpen. Doordat er ontstekingshaarden in de kliermaag zijn gevormd, kan het nog geruime tijd duren voordat het spijsverteringsproces weer helemaal goed functioneert. Zelfs als microscopisch onderzoek geen gistcellen meer laat zien, dan is het verstrekken van zachtvoer, dat gemakkelijker verteert, soms noodzakelijk.
Zweetziekte of colibacillose
Dit is een bacteriële infectie. Het infectieuze organisme dat de ziekte veroorzaakt is Escherichia coli en de infectie vindt plaats in de darmen van de vogel. Hierdoor ontstaat een heftige diarree, waardoor de ontlasting, niet meer omgeven is door een vliesje en door de vogelpop niet meer uit het nest verwijderd kan worden. Hierdoor ontstaat een nat nest waar een veelal groen of geel gekleurde ontlasting te zien is. Ook de naam colibacillose roept vraagtekens op. Bacilli zijn micro-organismen, die in staat zijn sporen te vormen. Escherichia coli kan dit niet en komt uitsluitend als vegetatief organisme voor. Beide namen zijn echter geheel ingeburgerd en veel doet het er eigenlijk niet toe. In de pluimvee sector worden de organismen, die ziekte veroorzaken APEC genoemd (Aviaire Pathogene E. Coli). Naast de in dit artikel behandelde colibacillose kan E. coli een grote verscheidenheid aan andersoortige infecties veroorzaken o.a. bloedvergiftiging, eileiderontsteking en dooierrest ontsteking. In het laatste geval sterft het embryo in het ei of heel kort nadat het jong is uitgekomen.
Escherichia coli komt van nature in het darmstelsel van zoogdieren voor en speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Ook pathogene (ziekteverwekkende) varianten kunnen uit ogenschijnlijk gezonde dieren worden geïsoleerd. Er zijn wel 12.000 verschillende E. coli typen, die alleen met geavanceerde antigen technieken van elkaar kunnen worden onderscheiden.
Indien één vogel in het nest besmet is en er diarree optreedt, zullen heel snel de andere jongen geïnfecteerd raken. Binnen een dag of hooguit twee dagen zullen alle jongen overlijden ten gevolge van uitdroging en het niet meer kunnen verteren van de voeding. Vaak is aan het nest een vieze lucht waarneembaar, die wordt veroorzaakt door afbraakproducten in de mest.
Net als bij vele andere infecties moeten er meerdere factoren in het spel zijn, die E. coli daadwerkelijk tot een ziekteverwekker maken. Hygiëne speelt daarbij een zeer belangrijke rol. De infectiedruk voor het nestjong dient zo laag mogelijk gehouden te worden. Overbevolking moet worden vermeden. Een volièrebodem, waar de uitwerpselen zich hebben opgehoopt en vervuild drinkwater zijn bronnen van infectie. Via de ouders wordt de besmetting overgedragen op het nest of direct op het nestjong via de voeding. Vocht is ook een belangrijke factor, die bepaalt of de ziekte zich kan manifesteren. Misschien dat dit de oorzaak is dat het uitbreken van colibacillose infecties bij kwekers het ene jaar meer voorkomt dan andere jaren. Ook de weerstand van de vogel is bepalend of de ziekte zich ontwikkelt.
Een niet goed gebalanceerde (ei) voeding kan het jong extra gevoelig maken. Indien een nest is geïnfecteerd, moeten de jongen worden overgelegd in een schoon nest (bijv. een schoon identiek mandje). Dit moet liefst dagelijks worden gecontroleerd en desgewenst opnieuw worden vervangen. Snel ingrijpen is belangrijk, wanneer de eerste symptomen zich voordoen, is het meestal al te laat. De ziekte laat zich in een vroeg stadium goed genezen met een geschikt antibioticum. Vroeger werd vaak tetracycline voorgeschreven, maar dit middel heeft de bijwerking dat het kropverzuring in de hand kan werken. Tegenwoordig wordt meestal colistine (polymyxine E) of TMPS (trimethoprim sulfadiazine gebruikt). Indien zich een uitbraak in uw gemengde volière voordoet is het te overwegen de behandeling voor het hele vogelbestand te starten, ook indien een nest nog gezond oogt. Probiotica worden ook als middel ter voorkoming aangeprezen. Op een enkele uitzondering na (kippen, watervogels) hebben vogels geen darmflora en condities in de darmen zijn van dien aard dat bacteriën er niet zullen overleven, ook probiotische bacteriën niet. Het verstrekken van probiotica zal dan ook geen enkele positieve invloed hebben op het voorkomen van E. coli infecties in het darmstelsel.
Luchtweginfecties
Trichomonas
Een aandoening van de luchtwegen kan verschillende oorzaken hebben. Soms hebben verschillende oorzaken hetzelfde ziektebeeld. De vogel hapt naar adem, schudt met de kop en soms zien we de vogel slierten slijm uit de snavel schudden. In 2009 is er een kleine epidemie geweest onder in het wild levende vinkachtigen van Trichomonas gallinae (het geel). Vooral groenlingen waren hiervan het slachtoffer. In de avicultuur heeft dit echter niet tot problemen geleid. Trichomonas gallinae is een protozo, uit een grote familie, die het vooral heeft voorzien op de slijmvliezen. Bij de mens komt Trichomonas voor als een SOA, die sterk in opmars is. Indien “het geel” zich bij uw vogels openbaart moet behandeld worden met Tricho plus.
Luchtpijpwormen
Luchtpijpwormen kunnen vooral voorkomen bij vogels in de buitenvolière. Dit komt omdat zij als gastheer slakken, duizendpoten en wormen hebben. Vogels die een besmette gastheer opeten kunnen hierdoor geïnfecteerd raken. Ook hier schudt de vogel veelvuldig met de kop om de worm kwijt te raken en haalt moeilijk adem. Er zijn verschillende middelen in de handel om luchtpijpwormen te doden. Ivomec is een middel dat veelvuldig toegepast wordt bij de behandeling van verschillende parasieten.
Luchtpijpmijten
Ook hier verloopt de ademhaling moeizaam en niest de vogel vaak. Van de vinkachtigen schijnt de putter het meest gevoelig te zijn. Luchtpijpmijt kan gemakkelijk behandeld worden met anti luchtpijpmijt (Bogena) of Ivomec. Werkzame stof Ivermectine 0,12%. Zorg er voor dat u het druppeltje in de nek zorgvuldig aanbrengt en de vogel het middel niet kan opnemen via de snavel.
Bacteriële infecties
Bacteriële infecties zijn waarschijnlijk de grootste oorzaak van een aandoening van de luchtwegen. Vooral goudvinken en haakbekken lijken hier extra gevoelig voor. De vogel hapt en schudt continu met de kop. Men kan zien dat er slijm uit de snavel wordt geschud. Ook is de kop nat en de wanden van de kooi raken met slijmresten vervuild. Vaak heeft dit te maken met maken met onvoldoende ventilatie wanneer de vogels binnen zijn gehuisvest. Meestal kan een vogel deze aandoening niet zelf overwinnen. Ter genezing van deze hardnekkige infectie helpt de medicatie van Dierenkliniek Hulst “anti-Luchtwegen mix met slijmoplosser”
Bij het vinden van een dierenarts moet men uiterst zorgvuldig te werk gaan. De meeste dierenartsen hebben heel veel verstand van kleine huisdieren, maar missen vaak de kennis om vogels goed te kunnen diagnosticeren en behandelen. Indien u moeite heeft om een goede in vogels gespecialiseerde dierenarts te vinden kunt u de SEC raadplegen voor namen en adressen.
Probiotica zin of onzin?
Als een vogel een darminfectie heeft dan leidt dat altijd tot een sterk verminderde vitaliteit, slechte kweekresultaten en heel vaak sterfte van de vogel. Het is logisch dat er inmiddels een scala van producten op de markt is, die alle claimen dat hun product deze problemen kan voorkomen. Zo worden al geruime tijd probiotica aangeprezen als de oplossing voor darmproblemen bij vogels. Allereerst is het belangrijk iets te vertellen over de spijsvertering in het algemeen en die van onze vogels. In het darmstelsel van zoogdieren (incl. de mens) helpen specifieke bacteriën mee met het verteren van voedsel. De groep bacteriën die betreft wordt aangeduid met het begrip “darmflora”. De evolutie heeft dieren die een darmflora (moeten) bezitten uitgerust met een blindedarm. De blindedarm dient als reservoir voor deze nuttige spijsverteringsorganismen. De blindedarm voorkomt dat deze micro-organismen worden verwijderd wanneer het dier zich ontlast. Deze micro-organismen kunnen complexe verbindingen in het voedsel afbreken en het voedsel nuttig maken voor de opbouw en onderhoud van het lichaam. Cellulose is hiervan een voorbeeld. Hoenders, watervogels en bijvoorbeeld struisvogels consumeren gras en andere gewassen die, veel cellulose bevatten. Hoenders pellen ook het zaad niet maar nemen het in zijn geheel tot zich. Voor deze categorie vogels is het dus noodzakelijk om een darmflora te bezitten, die helpt bij de spijsvertering. De evolutie heeft deze vogels dan ook uitgerust met een blindedarm. Het overgrote deel van onze zaadeters, pellen het zaad en is er dus geen noodzaak om cellulose af te breken. Zaadeters, hebben dan ook geen blindedarm en daarom GEEN darmflora.
Probiotica zijn een verzameling van micro-organismen zoals lactobacillus acidophilus of bifidobacterium bifidus , die een positief effect zouden hebben op de gezondheid als ze in voldoen mate worden geconsumeerd. Wanneer probiotica worden toegediend via het voedsel van onze vogels, dan is de kans dat deze de darm bereiken verwaarloosbaar klein. Het zuur in de maag en de gal in de dunne darm zorgt ervoor dat in principe geen enkel organisme de dikke darm zal bereiken en mocht het zo zijn dat er een de barrière weet te passeren, dan is het onmogelijk om zich in het systeem te handhaven en de darmen weet te koloniseren. Dit door de afwezigheid van een blinddarm. HET VERSTREKKEN VAN MIDDELEN MET PROBIOTISCHE MICRO-ORGANISMEN, HEEFT DUS VOOR DEZE CATEGORIE VOGELS GEEN ENKELE ZIN, ténzij u aandelen heeft in de bedrijven die dit soort producten voor vogels op de markt zetten. Hoe komt het dan dat veel commerciële bedrijven probiotica aanprijzen als een middel om onze vogels gezond te houden? Dit concept is overgewaaid vanuit de hype van gezondheidsdrankjes voor de mens. De gezondheidsclaims van deze producten voor de mens zijn echter al zeer omstreden. De vele dossiers, die voor dit soort producten zijn ingediend, zijn alle door de Europese Voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) verworpen na omvangrijke studies. Het positieve effect voor de mens is dus al zeer discutabel. Het toedienen van probiotica gebeurt wel in de intensieve kippenhouderij. De infectiedruk van met name Salmonella is hier erg hoog. Door het geringe oppervlak, waarop de vogels worden gehouden, geven geïnfecteerde vogels de besmetting gemakkelijk door aan soortgenoten. Er zijn proeven gedaan waarbij de darmen van eendagskuikens gekoloniseerd werden met niet pathogene probiotische micro-organismen. Deze experimenten hebben uitgewezen dat de kans dat Salmonella zich in de darmen kan vestigen hierdoor wordt verminderd. Hier kunnen probiotica wel nut hebben omdat deze categorie vogels van nature wel een darmflora bezit.
Wanneer bij onze vogels darmproblemen ontstaan, kan dit een aantal oorzaken hebben. Bijvoorbeeld als de infectiedruk heel hoog is, door besmet water of voedsel. Dan wordt de (statistische) kans dat een organisme de maag levend passeert ook groter. Vaak ligt hier ook een slechte conditie door eenzijdige voeding of huisvesting op een te klein oppervlak aan ten grondslag Wanneer een vogel een darminfectie heeft, dan zijn de symptomen doorgaans makkelijk te herkennen. De mest is dun of heeft een afwijkende kleur en de vogel zal snel conditie verliezen, bol zitten, of vaak slapend op de stok doorbrengen. Een gericht mestonderzoek is dat absoluut noodzakelijk om de juiste diagnose te stellen en adequate medicatie toe te dienen. Een behandeling gebaseerd op aannames (het zal wel coccidiose zijn) is Russisch roulette spelen met de vogel. Een medicatie toedienen op basis van veronderstellingen leidt in de meeste gevallen er toe dat de vogel alleen maar zieker wordt en kostbare tijd verloren gaat. Voor de SEC heb ik in het verleden als service aan onze leden meer dan 500 mestmonsters van Europese cultuurvogels met een darmprobleem, onderzocht. Terwijl in het verleden, coccidiose veroorzaakt door isospora canaria heel veel problemen veroorzaakten bij onze vogels, heb ik de laatste tien jaar een grote toename gezien van bacteriële infecties in de darmen. In de enkele tientallen gevallen dat ik een vervolgonderzoek heb gedaan, betroffen dit coli bacteriën, de groep waar ook Escherichia coli toe behoort. Ook heb ik nog nooit bacteriën aangetroffen in de mest van gezonde vogels, hetgeen de stelling dat deze vogels geen darmflora (horen te) bezitten verder onderschrijft. Hoe kan men de kans op een darminfectie bij zaad etende volièrevogels verminderen?
- Zet niet te veel vogel op een te klein oppervlak
- Verstrek dagelijks vers drinkwater (aanzuren van het drinkwater wordt aanbevolen)
- Plaats het badwater slechts voor een korte periode in de kooi of volière
- Zorg voor gevarieerde voeding
- Gebruik alleen verse groente en fruit, verstrek dit met mate. Indien kruiden en zaden uit de natuur worden gehaald, kies dan een schone plek om deze te oogsten
- Maak kooi of volière regelmatig schoon en breng vocht absorberend materiaal aan onder zitstokken en voederplaats
Mocht een vogel toch een darminfectie oplopen, laat dan de mest onderzoeken bij een gespecialiseerde dierenarts. Plaats de zieke vogel in een schone TT kooi zonder zaad en zonder zand. Leg op de bodem een stuk aluminiumfolie en vang hiermee de mest op. Pak het monster goed in en laat het zo snel mogelijk onderzoeken. Bewaar het in de koelkast als dit niet meteen kan. Ondertussen is het raadzaam de vogel bij een verhoogde temperatuur in een ziekenkooi te plaatsen in afwachting van de resultaten van het mestonderzoek. Succes met de vogels! John van der Jagt
Vers water voorziening voor kweekvolières
Een paar jaar geleden heb ik al eens een artikel geschreven over een watervoorziening voor volières met een natuurlijke beplanting. Omdat dit systeem in de praktijk goed bleek te werken, ben ik op zoek gegaan op welke manier een dergelijk systeem ook toepasbaar zou zijn in kweekboxen. Een belangrijke voorwaarde hierbij was dat er een goede verversing van het water plaatsvindt en er geen water wordt gemorst. Morsen zal er toe leiden dat er natte plekken in de kweekbox ontstaan wat weer aanleiding zou kunnen geven tot het gedijen van ziektekiemen. Het systeem moest zodanig worden geconstrueerd dat het makkelijk demonteerbaar wordt om, bijvoorbeeld eenmaal per week, het reservoir om te wisselen voor een schone. Na een aantal prototypes en proefopstellingen heb ik een watersysteem geïnstalleerd dat nu al een paar maanden prima voldoet.
Evenals bij het systeem voor de natuurlijke volière wordt de toevoer van water geregeld met een klep van een wasautomaat. Deze klep wordt aangesloten op een tijdschakelaar, zodat zelf bepaald kan worden hoe vaak het water wordt ververst. Een dergelijke klep kan voor een paar centen worden gekocht bij een witgoed recycling bedrijf of zelf uit een afgedankte wasautomaat worden gesloopt. Het is belangrijk om de klep in te bouwen in een (water)dichte doos. De vogels moeten er uiteraard niet bij kunnen omdat, als de klep wordt geactiveerd, er stroom op staat. Wanneer de klep buiten de volière wordt gemonteerd moet er geen regenwater in kunnen komen. Na een aantal mogelijkheden te hebben uitgeprobeerd, bleek een PVC eindstuk het beste te voldoen.
De aansluiting van het leidingwater en de uitvoer naar het waterreservoir worden na montage zorgvuldig afgedicht met siliconen kit. De leiding naar het waterreservoir heeft een diameter van 5 mm en kan in een aquariumzaak worden aangeschaft. Om een kolkeffect te bereiken, waardoor drijvende verontreinigingen worden afgevoerd is het ‘t beste om het water aan de rand van het reservoir onder een hoek binnen te laten komen (tangentieel). In onderstaande opstelling bevindt de aanvoer en de afvoer zich in de sluis buiten het vogelverblijf. Aan- en afvoer steken door het gaas het vogelverblijf in.
De verversing van het water vindt bij mij eenmaal per twee uur plaats, maar uiteraard kunt u dit zelf bepalen bijvoorbeeld aan de hand van het aantal vogels dat in de box verblijft.
Het waterreservoir is een standaard RVS bakje van 135 mm Ø. Om het water goed te kunnen afvoeren is het bakje geplaatst op een PVC bladvanger. De bladvanger is geplaatst in een poedertrechter, die zonder verlijming is geplaatst in een PVC haakse bocht van 32 mm diameter. Wanneer onderstaande maten worden aangehouden kan het water goed worden afgevoerd zonder dat het reservoir overstroomt.
Het afvoerwater kan met PVC pijp buiten de kweekbox worden geloosd.
Het hierboven beschreven systeem draait bij mij al enige maanden tot volle tevredenheid. Het water blijft perfect schoon en er wordt zonder morsen in de kweekbox afgevoerd. Meerdere systemen kunnen op één klep worden aangesloten.
Het is een ideaal systeem wanneer u bijvoorbeeld een weekend weg moet. Uiteraard werkt het niet bij temperaturen beneden het vriespunt, omdat het water in de leidingen bevriest.
Muizenissen!
Na een lange reeks van jaren muisvrij te zijn geweest in de buitenvolière, hebben de brutale rakkers zich toch weer een toegang verschaft. Juist in deze tijd, waarbij het voedselaanbod in de natuur is verminderd, zijn ze op zoek naar alternatieven. Onze vogelvoeding is uiteraard zeer gewaardeerd. Jonge veldmuisjes kunnen met gemak door volièregaas kruipen met een maaswijdte van 0.7 cm. Is het een volière met een natuurlijke bodem, dan zullen ze zich snel ingraven en overdag zal je ze zelden zien. Na verloop van een paar dagen zijn ze zo gegroeid van al het lekkers dat ze niet meer door het gaas naar buiten kunnen.
In de loop van de tijd heb ik een aantal voorzieningen toegepast, waardoor het voor muizen moeilijker wordt om de volière in te komen. De borstwering van mijn volières is gemetseld op een brede rand van betontegels. In principe kunnen ze hier nog wel onderdoor graven, maar dit is toch een behoorlijke opgave, omdat ze ver buiten de volière moeten beginnen, wat niet erg voor de hand ligt. Verder heb ik aan de onderzijde rondom een strook van 40 cm kanaalplaat aangebracht. Door het gladde oppervlak kunnen de muizen niet naar boven klimmen om door het gaas te gaan. De oorzaak dat ik nu toch weer een probleem heb, komt zeer waarschijnlijk doordat een strook aan de achterzijde van de vlucht niet goed zat ingeklemd en er een kier was ontstaan, waardoor de jonge veldmuizen toch naar binnen konden komen. In de volière heb ik het ze ook niet makkelijk gemaakt. De vloerplateaus zijn gemonteerd op een RVS buis en staan vrij van de wand. Muizen kunnen onmogelijk hier tegenop naar boven kruipen. De schaaltjes staan bovendien in een bak met een opstaande rand, waardoor morsen van zaad wordt bemoeilijkt. Let wel op. Op het moment dat je muizen in de volière hebt en ze kunnen niet meer bij het voer, dan zullen ze niet schromen om eieren en zelfs nestjongen te verorberen. Om te voorkomen dat muizen ’s nachts de nestkasten bezoeken kunnen die het beste bevestigd worden op een policarbonaat plaatje door het gladde oppervlak kunnen ze niet gemakkelijk bij het nest komen.
Zoals gezegd ze hebben het weer voor elkaar om binnen te komen. Als je er een ziet dan heb je er minstens 10 is een niet overdreven vuistregel.
Indien het mogelijk is, is het ‘t beste, de vogels tijdelijk elders te huisvesten en een aantal uren de gangen met een tuinslang onder water zetten. De muizen, die het redden en niet in de gangen verdrinken, zullen spoedig nat van het water uit de gangen kruipen en kan er adequaat mee worden “afgerekend” . Er zijn alternatieve vangmiddelen beschikbaar, als je de bestrijding wilt doen als de vogels nog in de volière zijn. Klemmen zijn natuurlijk uit den boze. Er zal eerder een vogel in komen dan een muis. Klemmetjes kunnen wel in de volière worden gebruikt als ze in een kistje staan. In het kistje wordt een aantal gaten gemaakt. Door de maat zo te kiezen dat muizen er wel, maar vogels er niet door kunnen, kan je wel zonder risico klemmetjes gebruiken. In de handel zijn er verschillende andere vangmiddelen, die in de volière gebruikt kunnen worden. De meeste zijn gebaseerd op valdeurtjes en klepjes, waardoor de muis levend wordt gevangen. Wel is het zo dat muizen snel leren. Ook scheiden muizen onder invloed van stress stoffen in de urine af, die signalen van gevaar aan andere muizen overdragen. De vangmiddelen moeten dan zeer grondig “na gebruik” worden gereinigd om een volgende maal te kunnen worden benut. Omdat deze vangmiddelen gebaseerd zijn op het lokken van de dieren met voer, moet er geen ander voer gemakkelijk beschikbaar zijn. Het plaatsen op een manier waardoor ze er niet bij kunnen is essentieel voor een “goede vangst”. Wanneer gevangen muizen worden vrijgelaten, moet dit wel op grote afstand van uw tuin en volière gebeuren.
Instinctmatig zullen ze altijd terugkeren naar de plek waar ze zijn gevangen. Zo zag ik een losgelaten muis linea recta omkeren, een brede weg oversteken, die voor ons huis loopt en zo weer de tuin in.
Ik vang nu muizen met een vangkistje dat al 30 jaar oud is. Dit heb ik ooit eens een keer gekregen van een oom en die had het weer van iemand, die het zelf had gemaakt. Het principe is vrij eenvoudig. Het vangkistje is verdeeld in twee compartimenten. In het achterste compartiment ligt voer. Maar de toegang is nauw en in het midden is een draad, waarmee een valdeurtje is verbonden. Om bij het voer te kunnen komen, wordt het draadje garen doorgeknaagd, waardoor het deurtje naar beneden valt en de uitgang afsluit. Op deze manier heb ik inmiddels 14 muizen “uitverhuisd”. Met een infrarood webcam hou ik de boel in de gaten en ik denk dat ik de slag aan het winnen ben. Het is belangrijk om de volière weer helemaal muisvrij te hebben voor het broedseizoen begint, van de muizen wel te verstaan. Muizen kunnen een ware plaag vormen in de volière. Met hun urine besmetten ze het voer en geven veel onrust, zeker als er broedende vogels zijn. Deze beestjes kunnen een heel kweekseizoen naar de knoppen helpen. Bestrijding is noodzakelijk voor de gezondheid van de vogels en je eigen plezier in de hobby.